Actes de Paroles X (31-36) Flashcards
Jammer!
Dommage!
Wat mijn interesseert, dat is informatica.
Moi, ce qui m’intéresse, c’est l’informatique.
Ik ben niet trots op wat ik gedaan heb.
Je ne suis pas fier / fière de ce que j’ai fait.
Oh, zoals je wilt.
Oh, comme tu veux.
Ik ben niet tevreden met mijn resultaat.
Je suis mécontent(e) de mon résultat.
Ik vind het jammer dat ze mijn bericht niet beantwoord heeft.
Je regrette qu’elle n’ait pas répondu à mon message.
Ik vind dat een interessant idee.
Je trouve cette idée intéressante.
Ik ben blij dat ze geslaagd is.
Je suis content / contente qu’elle ait réussi.
Ik ben opgetogen.
Je suis enchanté(e).
Ik ben benieuwd het vervolg te kennen.
Je suis curieux / curieuse de connaître la suite.
Ik ben erg geboeid door de politiek.
Je suis très intéressé(e) par la politique.
Die film heeft me ontgoocheld.
Ce film m’a déçu(e).
Ik neem het mezelf kwalijk dat ik hem / haar beledigd heb.
Je m’en veux de l’avoir insulté(e).
Wat een onaangename verrassing!
Quelle mauvaise surprise!
Ik ben (echt) ontgoocheld over je gedrag.
Je suis (vraiment) déçu(e) de ta conduite.
Ik ben (echt ongoocheld) dat hij niet komt.
Je suis (vraiment) déçu(e) qu’il ne vienne pas.
Ik heb heimwee.
J’ai le mal du pays.
Ik zou graag Russisch leren.
J’aimerais bien apprendre le russe.
Ik ben tevreden met mijn resultaten.
Je suis content(e) de mes résultats.
Ik zal morgen vertrekken.
Je vais partir / partirai demain.
Dat had ik niet moeten zeggen.
Je n’aurais pas dû dire cela.
Ik ben ontzettend blij.
Je suis fou / folle de joie.
Oh, wat vervelend!
Oh, c’est ennuyeux!
Politiek interesseert me.
La politique, ça m’intéresse.
Gaan we naar de bioscoop of gaan we iets drinken?
On va au cinéma ou boire un verre?
Ik ben blij dat ik geslaagd ben.
Je suis heureux / heureuse d’avoir réussi.
Ik ben verontwaardigd over je houding.
Je suis indigné(e) de ton comportement.
Niets aan te doen!
Tant pis!
Ik was erg teleurgesteld.
J’ai été très déçu(e).
Dat ergert me.
ça m’énerve. / ça m’irrite. / ça m’agace.
Nou en?
Et alors?
Ik interesseer me voor politiek.
Je m’intéresse à la politique.
Ik zal er hem morgen over spreken.
Je lui en parlerai demain.
Ik betreur dat je mijn woorden verkeer geïnterpreteerd hebt.
Je suis désolé(e) que tu aies mal interprété mes paroles.
Helaas!
Hélas!
Ik betreur mijn onhandige reactie.
Je regrette ma réaction maladroite.
Ik mis je.
Tu me manques.
Ik beloof meer te werken.
Je promets de travailler plus.
U ergert me. / Jullie ergeren me.
Vous m’énervez. / Vous m’agacez.
Uw mening (zienswijze, standpunt) is interessant.
Votre point de vue ne manque pas d’intérêt.
Het is leuk, niet?
C’est amusant, hein?
Ik overweeg om in augustus te verhuizen.
J’envisage de déménager en août.
Dat heeft me goed gedaan.
ça m’a fait du bien.
Keitof!
Génial! / Super! / Extra!
Ik heb er spijt van.
Je m’en mords les doigts.
Het kan me niet(s) schelen.
Je m’en fiche complétement.
Jammer genoeg kan ik niet blijven.
Malheureusement, je ne peux pas rester.
Dat laat me koud.
ça ne me fait ni chaud ni froid.
Ik ben woedend.
Je suis furieux / furieuse. / Je suis en colère.
Ik ben benieuwd te weten of ze ook zal komen.
Je suis curieux / curieuse de savoir si elle viendra aussi.
Ik zou graag weten wat jullie ervan denken.
J’aimerais bien savoir ce que vous en pensez.
Ik verzeker je dat ik je zal contacteren.
Je t’assure que je te contacterai.
Ik ben blij dat ik die kans gekregen heb.
Je me félicité d’avoir eu cette chance.
Dat had ik niet van hem verwacht.
Je n’aurais pas cru cela de lui.
Gelukkig zijn we op tijd aangekomen.
Heureusement qu’on est arrivé à temps.
Tof!
Chouette!
Dat had ik niet verwacht.
Je ne m’attendais pas à cela / ça.
Aurélien heeft me teleurgesteld.
Aurélien m’a déçu.
Wat kan mij dat schelen?
Qu’est-ce que tu veux que ça me fasse?
Qu’est-ce que vous voulez que ça me fasse?
Ik heb besloten te stoppen met roken.
J’ai décidé d’arrêter de fumer.
Wat jammer dat ze niet komt.
C’est dommage qu’elle ne vienne pas.
Daar ben ik erg blij mee.
Cela m’a fait un grand plaisir.
Ik zou graag die film zien.
J’aimerais bien voir ce film.
Het spijt me dat ik dat gezegd heb.
Je regrette d’avoir dit cela.
Club Brugge is landskampioen!
Le Club de Bruges est champion de Belgique!
Ik kom vanavond naar huis.
Je rentre ce soir.
Ik ben van plan te leren surfen.
J’ai l’intention d’apprendre à faire du surf.
Het is me (volkomen) gelijk.
ça m’est (parfaitement/complètement) égal.
Ik ben (absoluut) niet tevreden!
Je ne suis pas (du tout) content(e).
Ik ben blij dat ik hem/haar ontmoet heb.
ça m’a fait plaisir de l’avoir rencontré(e).
Weet je, Margot trouwt volgende zaterdag.
Tu sais, Margot se marie samedi prochain.
Ik ben boos.
Je suis fâché(e).
Ik zou graag weten wat hij ervan vindt.
ça m’intéresserait de connaître son point de vue.
Zijn houding ergert me.
Je suis irrité(e) par son comportement.
Denk je dat dat me iets kan schelen?
Si tu crois que ça m’intéresse.
Ik zou graag zijn / haar nieuwe wagen zien.
Je serais curieux / curieuse de voir sa nouvelle voiture.
Ah, dat interesseert me (erg)!
Ah, ça m’intéresse (beaucoup)!
Och! (Bah, ja.)
Bof!
