Actes de Paroles VIII (24-27) Flashcards
Geeft u me ook…
Mettez-moi aussi…
Ik zou ook nog … moeten hebben.
Il me faudrait aussi …
Wenst u koffie?
Vous désirez un café?
Mag ik de dessertkaart alstublieft?
Je peux avoir la carte des desserts, s’il vous plaît?
Ik wil graag een plaats in de schaduw bespreken voor een tentje / een caravan.
Je voudrais réserver un emplacement ombragé pour une petite tente / une caravane.
U mag aan de kassa betalen.
Vous pouvez payer à la caisse.
Hebt u deze laarzen niet in een andere kleur?
Vous n’avez pas ces bottines dans une autre couleur?
Kunt u me er andere tonen?
Pouvez-vous m’en montrer d’autres?
Neemt u een aperitief?
Vous prenez un apéritif?
Ik wil graag een kamer voor twee personen reserveren met douche en toilet, voor het weekend van Pinksteren.
Je voudrais réserver une chambre double avec douche et toilettes pour le week-end de la Pentecôte.
Ik had graag een karafje rode wijn.
J’aimerais un pichet de vin rouge.
Mag ik het passen?
Est-ce que je peux l’essayer?
Hebt u …?
Avez-vous …?
Ik weet niet goed wat te nemen.
Je ne sais pas très bien quoi prendre.
Ik denk dat er een fout in de rekening gemaakt is.
Je crois qu’il y a une erreur dans l’addition.
Die wijn heeft een kurksmaak.
Ce vin a un goût de bouchon.
Hebt u een kamer vrij voor het weekend van Allerheiligen?
Avez-vous une chambre de libre pour le week-end de la Toussaint?
We nemen de dagschotel.
Nous prenons le plat du jour.
Welke schoenmaat is dat?
C’est quelle pointure?
Ik neem een koffie met melk.
Je prendrai un café crème.
Wat is de dagschotel precies?
Le plat du jour, c’est quoi exactement?
Ik wil graag een vlucht boeken naar Ajaccio, heen en terug in toeristenklasse.
Je voudrais réserver un vol pour Ajaccio, aller et retour en classe touriste.
Ik neem er 2 kg.
J’en prends 2 kg. (kilos)
Welke maat is dat?
C’est quelle taille?
Wilt u nog iets anders?
Vous voulez autre chose?
En wat drinkt u?
Et comme boisson?
U mag de rekening brengen.
Vous pouvez apporter l’addition.
Ik neem een deca.
Je prendrai un décaféiné.
Alstublieft, dat is voor u. Houd u het wisselgeld maar.
Gardez la monnaie.
Wat wilt u als dessert?
Qu’est-ce que vous voulez comme dessert?
Kan ik nog wat brood krijgen alstublieft?
Est-ce que je peux avoir encore un peu de pain, s’il vous plaît?