Actes de Paroles XII (43-46) Flashcards
Verdorie!
Zut alors!
Dit is totaal ongegrond.
C’est totalement injustifié.
Dankzij jou ben ik die problemen te boven gekomen.
Grâce à toi, j’ai pu surmonter ces problèmes.
Dat is genoeg!
ça suffit!
Haast u (dan)!
Dépêchez-vous (alors)!
Maar schiet toch eens op!
Mais dépêchez-vous, enfin!
Je werkt op mijn zenuwen.
Tu m’énerves.
Maar wat halen ze daar toch uit?
Mais qu’est-ce qu’ils peuvent bien faire là?
Ik ben het beu!
J’en ai marre!
Dank u.
Merci (beaucoup).
Dit is onverdraaglijk!
C’est insupportable!
Je moet er geen vertrouwen in hebben.
Il ne faut pas s’y fier.
Ik ben je erg dankbaar (dat je me geholpen hebt).
Je te suis très reconnaissant(e) (de m’avoir aidé(e)).
Ik protesteer!
Je proteste!
U durft wel.
Vous ne manquez pas de toupet.
Het is iemand op wie men kan vertrouwen.
C’est quelqu’un en qui on peut avoir confiance.
Wees niet bang!
N’aie pas peur!
Zonder jou zou ik er nooit in geslaagd zijn.
Sans toi, je n’y serais jamais arrivé(e).
U hoort nog van me.
Vous entendrez encore parler de moi. / Vous aurez de mes nouvelles!
Dit is onaanvaardbaar!
C’est admissible!
Dit is ongelooflijk!
C’est incroyable!
Vlug wat!
Grouille-toi!
Ik vertrouw je.
Je te fais confiance.
U gaat te ver.
Vous dépassez les bornes.
Ik heb vertrouwen in de rechtspraak.
J’ai confiance en la justice.
Dit is pure oplichterij!
C’est un escroquerie / une arnaque!
Ik heb er mijn buik van vol!
J’en ai plein le dos de cette histoire.
Ik heb een klacht.
J’ai une réclamation à faire.
Je overdrijft.
Tu exagères.
Je bent knettergek!
Tu es complètement cinglé(e)?
Hij heeft alles voor mij gedaan.
Il a tout fait pour moi.
Wat een lef!
Quel toupet!
Hoe durf je dat te zeggen?
Comment oses-tu dire ça?
Ik vertrouw hem niet.
Je n’ai pas confiance en lui.
Je zult zien, het komt allemaal goed.
Tu verras, tout ira bien.
Ik vertrouw Maxence niet.
Je me méfie de Maxence.
En wat dan nog?
Et puis, quoi encore?
Ik ben je veel verschuldigd.
Je te dois beaucoup.
Dat aanvaard ik niet.
Je n’accepte pas cela.
Heb je ze niet alle vijf op een rijtje?
ça va pas la tête?
Ik heb vertrouwen in die verkoper.
Ce vendeur m’inspire confiance.
Ik heb vertrouwen in hem.
J’ai confiance en lui.
Dit is gemeen!
C’est vilain!
Ik kan niet meer.
Je n’en peux plus.
Ik wil een klacht indienen.
Je voudrais faire une réclamation.
Ben je op je kop gevallen?
ça ne va pas, non?
Dit toestel werkt niet. Ik zou willen dat u het vervangt of dat u me terugbetaalt.
Cet appareil ne fonctionne pas. Je voudrais que vous le remplaciez ou que vous me remboursiez.
Maar wat gebeurt daar toch?
Mais qu’est-ce qui se passe là-bas?
Ik zou mijn beklag willen doen bij de personeelschef / de afdelingschef / beheerder.
Je veux / voudrais me plaindre auprès du chef du personnel / chef de rayon / gérant.
Ik ben doodop.
Je suis crevé(e).
Genoeg!
Assez!
Ik heb er genoeg van!
J’en ai assez! / J’en ai ras-le-bol!
Ik aanvaard niet dat men me op die toon aanspreekt.
Je n’admets pas qu’on me parle sur ce ton.
Wees op uw hoede!
Ne vous y fiez pas! / Il vaut mieux se méfier.
De smartphone die ik vanmorgen gekocht heb, werkt niet.
Le smartphone que j’ai acheté ce matin, ne fonctionne pas.
Je kunt op hen rekenen.
Tu peux t’appuyer sur eux.
Men kan op hem rekenen.
On peut compter sur lui.
Ben je nog wel bij je verstand?
Tu es devenu fou / folle ou quoi?
Dat gaat te ver!
C’en est trop!
Heb vertrouwen in me!
Fais-moi confiance!
Dit is schandalig!
C’est scandaleux!
Maar ga toch wat vooruit!
Mais avancez donc!
Die verdachtmakingen verdraag ik niet.
Je ne supporte pas ces insinuations.
Ik wil dat u dat artikel terugneemt.
Je veux que vous repreniez cet article.
Wat is er nu weer aan de hand?
Qu’est-ce qui se passe encore?
Dat is het toppunt!
ça, c’est le comble!
