Le vocabulaire fréquent : liste p. 11→14 (trim 3) Flashcards
een uiterlijk, een mijn
une mine
er goed uitzien
avoir bonne mine
een visie, visioen
une vision
een pad, weggetje
un sentier
een plank
une planche
een groet, redding
un salut
een taak
une tâche
een schuilplaats, onderdak
un abri
een ontmoeting
une rencontre
een leraar
un professeur
een verband
un lien
een staart
une queue
in de rij staan
faire la queue
een bende, een rijstrook
une bande
een korrel
un grain
een leugen
un mensonge
al, alle, gehele, …
tout
groot
grand
klein
petit
zelfde
même
andere
autre
enkel, eenzaam, alleen
seul
jong
jeune
eerste
premier, première
goed
bon, bonne
welk
quel, quelle
mooi
beau, belle
oud
vieux, vieille
zwart
noir
nieuw
nouveau, nouvelle
laatste
dernier, dernière
wit
blanc, blanche
duur
cher, chère
lang
long, longue
arm
pauvre
vol
plein
waar, echt
vrai
laag
bas, basse
dik
gros, grosse
zacht, zoet
doux, douce
gelukkig
heureux, heureuse
hoog
haut
diep
profond
rood
rouge
menselijk
humain
algemeen
général
Frans
français
koud
froid
donker, somber
sombre
zeker, veilig
sûr
oud, voormalig
ancien, ancienne
proper, net, eigen
propre
politiek
politique
mogelijk
possible
immens
immense
openbaar
public, publique
gelijkaardig, zelfde
pareil, pareille
blauw
bleu
sterk
fort
geheel, volledig
entier, entière
eenvoudig, enkel
simple
noodzakelijk
nécessaire
slecht
mauvais
sociaal
social
belangrijk
important
zeker
certain
droevig
triste
leuk, mooi
joli
verschillend
différent
vreselijk
terrible
gek, zot
fou, folle
licht
léger, légère
vrij
libre
zuiver
pur
groen
vert
minst
moindre
rijk
riche
vreemd, zonderling
étrange
natuurlijk
naturel, naturelle
grijs
gris
zwak
faible
moeilijk
difficile
ernstig
grave
onmogelijk
impossible
klaar, bereid
prêt
breed
large
onbeweeglijk
immobile
rechtvaardig
juste
levend
vivant
levendig
vif, vive
gemiddeld
moyen, moyenne
rustig
tranquille
enig
unique
superieur
supérieur
droog
sec, sèche
open
ouvert
best
meilleur
vals
faux, fausse
enorm, heel veel
énorme
krachtig
puissant
onbekend
inconnu
mooi
beau, belle
bijzonder
particulier
leeg
vide
tweede
second
zwaar
lourd
werkelijk
véritable
uitgestrekt, omvangrijk
vaste
naakt
nu
kort
court
gelijkaardig
semblable
vers
frais, fraîche
dood
mort
vreemd, buitenlands
étranger, étrangère
geel
jaune
snel
rapide
waardig
digne
warm
chaud
helder
clair
heimelijk
secret, secrète
in staat, bekwaam
capable
gemakkelijk
facile
trots
fier, fière
heilig
saint
half
demi
rustig, kalm
calme
zeldzaam
rare
binnen-
intérieur
volledig
complet, complète
volgende
suivant
smal
étroit
gelijk
égal
hevig, gewelddadig
violent
schitterend
magnifique
volgende
prochain
ziek
malade
eeuwig
éternel, éternelle
wild
sauvage