Actes de Paroles VII (18-23) Flashcards by Simon Degryse | Brainscape

Q

Slaap lekker!

A

Dors / Dormez bien!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Rust maar goed uit!

A

Repose-toi bien!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dat is helemaal niet erg.

A

Je t’en prie. / Je vous en prie.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Dat is niet erg.

A

Ce n’est rien.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Prettige feestdagen!

A

Joyeuses fêtes!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Bedien je / u!

A

Sers-toi / Servez-vous!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik ben blij voor jou / u!

A

Je suis content(e) pour toi / vous!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Neemt u een aperitiefje?

A

Vous prendrez bien l’apéritif?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Beste wensen!

A

Meilleurs voeux!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Graag.

A

Avec plaisir.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Onze beste wensen!

A

Recevez nos meilleurs voeux!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het spijt me (echt).

A

Je suis (vraiment) désolé(e).

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Neen, dank je.

A

Non, merci.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Goedenacht!

A

Bonne nuit!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Prettige dag!

A

Bonne journée!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het was werkelijk stom van me.

A

C’était vraiment stupide de ma part.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Prettig verblijf!

A

Bon séjour!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het is jouw / uw schuld niet

A

Ce n’est pas (de) ta / votre faute.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik wilde je niet kwetsen.

A

Je ne voulais pas te vexer / blesser / offenser.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Laten we er niet meer aan denken.

A

N’y pensons plus.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Maak u niet ongerust. / Maak u zich geen zorgen.

A

Ne vous inquiétez pas. / Ne vous en faites pas.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Kom, ik bied je wat te drinken aan.

A

Viens, je t’offre un verre.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik hoop dat je het me niet te kwalijk zult nemen.

A

J’espère que tu ne m’en voudras pas trop.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wat mag ik u aanbieden (om te drinken)?

A

Qu’est-ce que je peux vous offrir (à boire)? / Qu’est-ce que je vous sers / offre? /
Que puis-je vous offrir?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik bied u mijn verontschuldigingen aan.

A

Je vous présente mes excuses.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Eet smakelijk!

A

Bon appétit!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Prettige Feestdag!

A

Bonne fête!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Gecondoleerd.

A

(Toutes) mes condoléances. / Sincères condoléances.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Excuseer.

A

Excuse(z)-moi.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Mijn complimenten!

A

(Toutes) mes compliments!

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wilt u me verontschuldigen?

A

Je vous prie de m’excuser.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wat wenst u te drinken?

A

Qu’est-ce que vous voulez boire?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Oh, pardon.

A

(Oh,) pardon.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het is mijn schuld.

A

C’est (de) ma faute.

Q

Goeiendag!

A

Bonjour!

Q

Maak je niet ongerust.

A

Ne t’inquiète pas.

Q

Ik ben het al vergeten.

A

J’ai déjà oublié.

Q

Het is niet erg.

A

Ce n’est pas grave. / Il n’y a pas de mal.

Q

Ik zal niet opnieuw beginnen / herbeginnen.

A

Je ne recommencerai plus.

Q

Alsjeblieft / Alstublieft, dit is een cadeautje voor jou / u.

A

Voici / Voilà un petit cadeau pour toi / vous.

Q

Ja, graag.

A

Oui, je veux bien.

Q

Verzorg je goed!

A

Soigne-toi bien!

Q

Op je / uw gezondheid!

A

À ta / votre santé!
À la tienne! / À la vôtre!

Q

Laten we dat (allemaal) vergeten.

A

Oublions (tout) cela.

Q

Wenst u wat te drinken?

A

Vous voulez boire quelque chose?

Q

Zalig paasfeest!

A

Bonne fête de Pâques!

Q

Bravo!

A

Bravo!

Q

Ik heb het niet met opzet gedaan.

A

Je ne l’ai pas fait exprès.

Q

Fijne avond!

A

Bonne soirée!

Q

Neem je nog een koekje?

A

Tu prends encore un gâteau?

Q

Gefeliciteerd!

A

Je te / vous félicite.

Q

Neen, bedankt. Echt niet.

A

Non, merci. Sans façon.

Q

Ik bied je / u mijn innige deelneming aan.

A

Je te / vous présente mes sincères condoléances.

Q

Mag ik u iets aanbieden?

A

Je peux vous offrir quelque chose?

Q

Goede terugreis!

A

Bon retour!

Q

(Van harte) gelukgewenst!

A

(Toutes mes) félicitations!

Q

Laten we er niet meer over spreken.

A

N’en parlons plus.

Q

Goede reis!

A

Bon voyage! / Bonne route!

Q

Proost!

A

Santé / Tchin!

Q

Prettige vakantie!

A

Bonnes vacances!

Q

Zalig en gelukkig Nieuwjaar!

A

Bonne et heureuse année!

Q

Heel graag.

A

(Bien) volontiers.

Q

Vrolijke kerst! / Zalig Kerstmis!

A

Joyeux Noël!

Q

Ik vergeef het je / u.

A

Je te / vous pardonne.

Q

Ik veeg er de spons over.

A

Je passe l’éponge. (fam.)

Q

Alsjeblieft / Alstublieft, dit is voor jou / u.

A

Tiens / Tenez, c’est pour toi / vous.

Q

Wilt u een kopje koffie?

A

Vous prenez un petit café?

Q

Dat geeft niets.

A

ça ne fait rien.

Q

Spoedig herstel!

A

Prompt rétablissement!

Q

Gelukkige verjaardag!

A

Bon anniversaire!

Q

Veel plezier verder!

A

Bonne continuation!

Q

Goeienavond!

A

Bonsoir!

Q

Alsjeblieft / Alstublieft, ik heb voor jou / u … meegebracht.

A

Tiens / Tenez, je t’ai / vous ai apporté.

Q

Word maar snel beter!

A

Remets-toi / Remettez-vous vite!

Q

Dat kan iedereen overkomen.

A

ça peut arriver à tout le monde.

Q

Droom maar lekker!

A

Fais / Faites de beaux rêves!

Q

Ik neem het jou / u niet kwalijk.

A

Je ne t’en / vous en veux pas.

Q

Proficiat!

A

Chapeau!

Q

Wenst u er nog een beetje?

A

Vous en voulez encore un peu?

Q

Maak je geen zorgen.

A

Ne t’en fais pas.

Q

Ik voel heel erg met u mee.

A

Je suis de tout coeur avec vous.

Q

Neem me niet kwalijk.

A

Pardonne(z)-moi. / Je vous demande pardon.

Q

Ik zal het niet meer doen.

A

Je ne le ferai plus.

Q

Prettig weekend!

A

Bonne fin de semaine! / Bon week-end!