IC wk 2

Question 1

cephale fase

Answer 1

n. vagus > acetylcholine > parietale cel, antrale cel (gastrine) en ECL cel (histamine)
- histamine belangrijkst

Question 2

gastric fase

Answer 2

G-cel stimulatie > gastrine > histamine

Question 3

intestinale fase

Answer 3

H+, duodenum > D-cel, somatostatine

Question 4

pernicieuze anemie

Answer 4

auto-immuunreactie tegen pariëtale cellen, deze worden inactief > zuurproductie valt volledig weg en veel gastrine ter compensatie, maar werkt niet

Question 5

Zollinger Ellison syndroom

Answer 5

gastrine producerende tumor in pancreas > zuurproductie omhoog

Question 6

ulcus duodeni

Answer 6

zuursecretie is basaal verhoogd en zuurproductie is nog normaal stimuleerbaar

Question 7

ulcus ventriculi

Answer 7

zuurproductie neemt af, gastrine normaal-licht verhoogd

Question 8

diagnostiek

Answer 8

endoscopie, CT/MRI/BOZ, biomarkers, bloed, ademtesten, pathologisch onderzoek, ERCP, functionele testen (manometrie, pH)

Question 9

dysfagie

Answer 9

klachten met voedselpassage, kan in keel of achter borstbeen

Question 10

oorzaken dysfagie

Answer 10

achalasie (motorisch), ziekte mond/tong, neuromusculair, motoriek verstoring, extrinsieke druk, intrinsieke oorzaak

Question 11

Schatzki ring

Answer 11

vernauwing distaal in slokdarm, ring van mucosa

Question 12

slokdarm spasme

Answer 12

dysfagie bij vast en vloeibaar, intermitterend

Question 13

dysfagie, vloeibaar en vast, reflux, gewicht stabiel

Answer 13

achalasie: verwijde slokdarm, LES relaxeert niet

Question 14

achalasie behandelen

Answer 14

Heller chirurgie, sluitspier oprekken (POEM, ballon, botox)

Question 15

muceuze cellen

Answer 15

1. mucine secretie
2. luminale HCO3- secretie
3. Herstel bij beschadiging