Dysfagie Flashcards

1
Q

dysfagie

A

passageklachten door de slokdarm; ernstig fenomeen (neurologisch of tumor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

slikklachten

A

mond/keel, brok blijft hangen in slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

globusgevoel

A

gevoel alsof er wat in de keel zit, wat er niet zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dysfagie in korte tijd

A

kwaadaardige tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dysfagie langere tijd

A

goedaardige tumor/neurologisch probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het belangrijkst bij dysfagie?

A

duur van de klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorzaken dysfagie

A

motiliteitsproblemen (hele leven: spierproblemen/neuraal), tumoren, peptische strictuur, ontsteking, hiatus hernia, divertikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

achalasie

A

neuromusculaire stoornis van slokdarm waardoor passage bemoeilijkt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belangrijkste karakteristieken achalasie

A

geen peristaltiek en geen LES relaxatie > oesophagus dilateert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

heller myotomie LES

A

spierlagen worden doorgeknipt, risico op perforatie opgelost door anterior fundoplicatie; fundus van maag wordt over slokdarm geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat een oesophagus carcinoom?

A

epitheliaal weefsel, ontstaat aan mucosa slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderscheid palliatief/curatief

A

primaire diagnose, resectabiliteit, uitzaaiingen, conditie patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

peristaltiek

A

oraal > anaal
1. gelijktijdige inhibitie cDMN en NO van alle slokdarm delen > spierrrelaxatie, inhibitie langer distaal
2. sequentiele excitatie via rDMN en ACh > contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 plexi enterisch zenuwstelsel

A
  1. myenterisch: tussen LS en CS
  2. submucosal (dunne/dikke darm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

myenterisch

A

rek spieren, pH, osmolariteit, mechanische stimulatie
- stimuleren/remmen via interneuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 AP

A

spikes, pleteau en slowwaves