Extra leren 1c1 Flashcards

1
Q

innervatie glandula parotidea

A

n. glossopharyngeus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

innervatie glandula submandibularis

A

n. facialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

innervatie glandula sublingualis

A

n. facialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verhoornd plaveisel

A

palatum durum, bovenkant + basis tong en tandvlees, lippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

niet verhoornd plaveisel

A

onderkant tong, mondbodem, palatum molle, keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Billroth 2

A

minder gastrine productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hepatic stellate cells

A

antigeenpresentatie, vit A opslag, bloeddoorstroming en fibroblasten, bevat zenuwen en ECM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oorzaken levercirrose

A
  • alcohol
  • virale hepatitis
  • NASH
  • drugs (medicatie)
  • galweg obstructie
  • PSC/PBC
  • idiopathisch
  • hemochromatose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diagnose PBC

A
  • leverenzymen
  • anti mitochondriale antistoffen
  • asymmetrische destructie galwegen in de portale velden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

transporter crypten

A

CFTR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

transporters vilus

A

DRA en NHE3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ORS

A
  • zout + suiker in water
  • opname van suikers door SGTL1 is gekoppeld aan Na transport
  • HCO3- om acidose op te lossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

IBD medicatie

A
  1. mesalazine
  2. prednison/budesonide
  3. MTX of azathioprine
  4. Anti TNF alfa
  5. vedolizumab
  6. JAK STAT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

intraperitoneaal

A

vasa recta jejunum, transversus/sigmoid, maag, ileum, d. choledochus, caecum, 1/3e rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

retroperitoneaal

A

caput pancreas, colon ascendens, duodenum, colon descendens, 1/3 rectum (intra-retro-sub)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

achalasie

A

geen peristaltiek van oesophagus en LES relaxeert niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sereuze klieren

A

amylase en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

mucineuze klieren

A

slijmachtig speeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sjorgen

A

dysfagie als klacht, is een chronische auto-immuunziekte waarbij antistoffen de slijmvliezen en traanklieren aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

pylorushypertrofie

A

klachten tussen 2e en 4e week vanaf geboorte, niet-gallig braken > gewichtsverlies of onvoldoende toename veroorzaakt een hypocholermische alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bulbus

A

eerste deel van duodenum, direct achter pylorus; duodenum wordt via a. gastroduodenalis voorzien van vloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

secretine

A

bij maag en pancreasfunctie
- maag: directe remming pariëtale cel
- pancreas: stimuleert CFTR kanaal > afgifte HCO3- > activatie secretie van ductus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

CCK maag

A

stimuleert D cellen > somatostatine afgifte > remt HCl afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Secretine en GIP

A

afgegeven in duodenum > remmen parietale cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

somatostatine maag

A

uit D cellen, remt EC cellen > histamine afgifte neemt af en HCl productie ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

acinaire cellen pancreas

A

produceren eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

EC cellen maag

A

afgifte histamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hoofdcellen maag

A

productie maaglipase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

paneth cellen

A

diep in crypten dunne darm; produceren anti-microbiotische peptides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

parietale cellen maag

A

geven HCl af en IF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

S cellen duodenum

A

geven secretine af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

I cel

A

duodenum; activatie door vetzuren, aminozuren, peptiden en CCK-RF en geeft CCK af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

S-cel

A

duodenum, geeft secretine af gekoppeld aan pH (bij lage afgifte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

werking secretine

A

grijpt aan op ductulaire cellen > activering adenylyl cyclase > verhoging cAMP > CFTR kanaal gefosforyleerd > open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

transport LCT

A

lypolyse:
1. vetbollen geemulgeerd
2. emulsie vormt lipide vesicles > vormen gemengde micellen
3. in lumen dunne darm worden deze lipide vesicles opgenomen

36
Q

v. umbilicalis

A

geen functie; embryonaal v. venosus > v. porta

37
Q

ontsteking pouch

A

antibiotica geven, ciproflaxine heeft de voorkeur maar metronidazol kan ook

38
Q

submucosa

A

fibroblasten, collageen, elastine, bloedvaten en de plexus submucosus

39
Q

slijmbekercellen

A

in epitheellaag van de mucosa van de dunne darm

40
Q

paneth cellen

A

gespecialiseerde granulaire cellen in crypte dunne darm; produceren lysozumen

41
Q

slijmnapcellen

A

in epitheel van de maag

42
Q

acute ondervoeding

A

Kinderen < 1 jaar: gewicht naar lengte <-2SD
Kinderen > 1 jaar: gewicht naar lengte <-2SD
Alle kinderen: >1 SD afbuigende groeicurve de afgelopen 3 maanden

43
Q

chronische ondervoeding

A

lengte naar leeftijd
alle kinderen: <-2SD
<4 jaar: 0,5-1 SD afbuiging in 1 jaar
> 4 jaar: 0,25 SD afbuiging in een jaar

44
Q

erfelijke hemochromatose

A

ijzerstapeling door een genetische afwijking; ongeremde ijzerabsorptie; vaak veroorzaakt door mutatie HFE gen

45
Q

mutatie HFE gen

A

HFE eiwit kan niet goed binden > lage hepcidine productie en een ongeremde absorptie van Fe2+; terugkoppelingsmechanisme werkt niet meer goed dus opgenomen ijzer bindt aan transferrine > verzadiging stijgt

als er meer ferritine is is eer meer ijzer opgeslagen in organen

46
Q

suprahyoidale spieren

A

zorgen voor opentrekken mond

47
Q

aandoeningen H. pylori

A

maagperforatie, maaglymfoom, ulcus, maagbloeding

48
Q

perniceuze anemie

A

antistoffen worden aangemaakt tegen pariëtale cellen > te weinig IF dus B12 deficientie

verminderde maagzuurproductie

49
Q

Hoe kun je de pancreas chirurgisch bereiken?

A

via foramen epiploicum, lig gastrocolicum doornemen

50
Q

omentum minus

A

lig hepatogastricum en lig. hepatoduodenale

51
Q

sucrase-isomaltase

A

Breekt alfa limit dextrin, maltose en maltotriose > bij deficientie sucrose vrij dieet

52
Q

SGTL1 deficientie

A

malabsorptie van glucose, galactose, lactose, sucrose, zetmeel en alfa amylase dextrines > ernstige osmotische diarree en dehydratie vanaf geboorte

53
Q

complicaties CF

A

levercirrose, pancreasfibrose, longontsteking en infectie, zout zweet, mannelijke steriliteit, darmobstructie

54
Q

Na symport duodenum brush

A

glucose, galactose en aminozuren

55
Q

Na symport jejunum brush

A

glucose, galactose en aminozuren

56
Q

Na symport ileum brush

A

aminozuren en galzouten

57
Q

H symport duodenum brush

A

di en tripeptides

58
Q

H symport jejunum brush

A

di en tripeptides

59
Q

H symport ileum brush

A

di en tripeptides

60
Q

Na onafhankelijk duodenum brush

A

fructose

61
Q

Na onafhankelijk jejunum brush

A

fructose en galzouten

62
Q

Na onafh ileum brush

A

-

63
Q

basolateraal actief duodenum

A

Na K ATPase

64
Q

basolateraal actief jejunum

A

Na K ATPase

65
Q

basolateraal actief ileum

A

Na K ATPase

66
Q

Na onafh (passief) basolateraal duodenum

A

glucose, galactose, fructose, aminozuren

67
Q

Na onafh (passief) basolateraal jejunum

A

glucose, galactose, fructose, aminozuren

68
Q

Na onafh (passief) basolateraal ileum

A

galzout

69
Q

Waartoe leidt een mutatie in basische aminozuren

A

cystinurie, verlies gecompenseerd door pepti1

70
Q

glucose galactose malabsorptie

A

malabsorptie glucose, galactose, lactose, sucrose, zetmeel en alfa dextrine > fructose dieet

71
Q

Stimulatie maagzuur cephale fase

A

N vagus, Ach

72
Q

Stimulatie maagzuur gastrische fase

A

Peptide/aminozuren, rek

73
Q

Stimulatie maagzuur intestinale fase

A

Aminozuur, rek

74
Q

Remming maagzuur cephale fase

A

-

75
Q

Remming maagzuur gastrale fase

A

Lage ph (<5) zorgt voor gastrine verlaging

76
Q

Remming maagzuur intestinale fase

A

Lage ph —> secretine, vetzuren, MG —> GIP, CCK

77
Q

P amylase tekort bij pancreasdysfunctie

A

Oraal pancreatine in zuurresistente capsules

78
Q

Pancreas insuf

A

Orale pancreas enzymen

79
Q

Enterokinase deficientie

A

Oraal enterokinase

80
Q

Verminderde lipase activiteit

A

Orale pancreas enzymen, MCTs

81
Q

Verminderde galzout secretie therapie

A

MCT dieet + essentiele vetzuren + vet oplosbare vitamines, evt UDCA

82
Q

Hco3 stimulatie gastraal

A

Acetylcholine

83
Q

Acinaire secretie

A

Ach en CCK keyregulatoren

84
Q

Ductulaire secretie

A

Stimuleren: secretine en guanyline
Remming: somomatostatine

85
Q

Acinaire cel

A

CCK en gastrine, eiwit en enzym secretie

86
Q

Ductulaire cel

A

Secretie, scheidt NaHCO3 rijke vloeistof uit