Fysiologie gal Flashcards

1
Q

bron galzouten

A

hepatocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functie galzouten

A

vormt galmicellen met PC en C, emulgeren/transport dieet, solubilisatie vit A, D, E, K, B12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cholestrol

A

bron: hepatocyt, via voeding; afvoer in gal is de enige excretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fosfolipide

A

hepatocyt, beschermt tegen toxiciteit BS en lost cholesterol op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geconjugeerd bilirubine

A

erytrocyt+hepatocyt, afvoer van metaboliet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

elektrolyten water

A

hepatocyt en cholangiocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vetoplosbare vitaminen

A

hepatocyt, recirculeren via darmresorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

geconjugeerde drugs

A

circulatie, lever clearance van farmaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

steroidhormonen

A

circulatie, recirculeren via darmresorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

immunoglobines (IgA)

A

hepatocyt, antibacterieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glutathion

A

hepatocyt, antioxidant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eiwit

A

galduct/galblaas, cytoprotectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stappen omzetting cholesterol tot primair galzout (moleculair)

A
  1. Hydroxylering C-7 in het ER: toevoegen OH aan C-7 (snelheidsbeperkende stap)
  2. Hydroxylering C-12 in ER (alleen bij cholaat)
  3. Epimerisatie via een keron, beta wordt alfa
  4. Oxidatie en verkorting van de zijketen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

amfoteer molecuul

A

gemengd hydrofoob en hydrofiel, maakt emulgatie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

conjugatie galzouten

A

galzouten + glycine/taurine > glycocholaat > amfoteer molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vorming galmicellen

A

vorming oligomeren (hydrofiel naar elkaar toe, hydrofoob naar buiten) > micellen

17
Q

Wanneer vormen galzouten micellen?

A

Als de concentratie galzouten toeneemt vanaf de kritische micellen concentratie
- als dit eronder is zijn de galzouten vrije monomeren

18
Q

Welke transporters zijn betrokken bij het opnemen van galzouten uit de v. porta

A
  • NTCP: sodium dependant taurocholate transporter
  • OATP: organic anion transporter
19
Q

Via wat worden vanuit de hepatocyt galcomponenten afgegeven?

A

BSEP, steroline 1/2, MDR3

20
Q

Hoe gaat het toevoegen van vocht?

A

door cholangiocyt wat HCO3 toevoegt dat uitgescheiden wordt via CFTR kanaal

21
Q

choleretische effect

A

hoe meer galzouten, hoe meer vloeistofsecretie

22
Q

deconjugatie galzouten

A
  • absorptie: distale deel ileum, wat overblijft komt in colon > bacterien uit darmflora deconjugeren > polariteit molecuul neemt af > OH groepen eraf > UDCA
23
Q

UDCA

A

gevormd bij deconjugeren; hydrofiel, niet-amfoteer en niet toxisch

24
Q

Gebruik UDCA

A

stimuleert vloeistofsecretie en remt galzoutsynthese

25
Q

Waar kunnen galzouten gereabsorbeerd worden?

A
  • jejunum via diffusie: ongeconjugeerde zouten
  • distale ileum via IBAT: geconjugeerde zouten > afgegeven aan v. porta
  • colon via diffusie: deconjugatie en dehydroxylatie
26
Q

Wanneer is de sfincter van Oddi dicht?

A

Als er geen maaltijd tot in de maag of duodenum is verwerkt

27
Q

Galvorming

A
  1. secretie door hepatocyten in canaliculi
  2. transport en toevoeging van bicarbonaat rijk secreet in canaliculi
  3. opslag in de galblaas
28
Q
  1. regulatie galzoutsynthese door lever
A
  • bij galzout resorptie stoornis: galzout secretie kan aangepast worden
  • bij galzoutvoeding: verlagen productie
29
Q
  1. toevoeging HCO3- rijke vloeistof
A

Cl uitgewisseld met HCO3-, gestimuleerd door secretine, glucagon of VIP > cAMP verhoogd en CFTR kanalen actiever
- somatostatine remt door cAMP verlaging

30
Q
  1. opslag en concentratie galblaas
A
  • verhoging concentratie door onttrekken NaCL
  • verlaging pH: concentratie verhpgen door NaKATPase > verzuring door meer protonuitscheiding
31
Q

regulatie vulling galblaas

A

Meer CCK door hogere concentratie vetten duodenum > hormoon naar n. vagus receptor > spiercontractie via Ach en sfincter van Oddi (door VIP/NO gaat kringspier open)

32
Q

Waar zit de sfincter van Oddi

A

op de plaats waar d. choledocus en d. pancreaticus het duodenum in komen