Hoofdstuk 6 - Mens en milieu Flashcards

Hoofdstuk 6.2 - Voedsel voor veel mensen

1
Q

Wat is een monocultuur?

A

Akkerbouwers hebben vaak grote akkers, waarop ze maar één soort voedingsgewas verbouwen. Dat heet monocultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de voordelen van een monocultuur?

A
  1. Efficiënter
  2. Gemakkelijker in te zaaien, te onderhouden en te oogsten
  3. Minder landbouwmachines nodig voor de boer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is intensieve veehouderij of bio-industrie?

A

Het houden van een soort dier als veehouder.

Hierdoor hoef je de stallen maar op 1 manier in te richten en heb je ook maar voer en verzorging voor 1 diersoort nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke twee soorten mest heb je?

A

Dierlijke mest: poep en plas van dieren

Kunstmest: witte korrels met mineralen erin.

Met mest kunnen akkerbouwers de opbrengst van hun akkers verhogen. In mest zitten mineralen voor de groei van planten op het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebruiken veehouders om hun opbrengst te verhogen?

A

Krachtvoer.

Dat is voer met extra eiwit en mineralen. Door het gebruik van krachtvoer groeien de dieren sneller.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een plaag?

A

In een monocultuur staan de planten dicht bij elkaar. Insecten, schimmels of bacteriën kunnen zich dan snel vermeerderen.

Ook onkruid kan een plaag worden. Door plagen ontstaat er schade en ziekte bij de planten. Daardoor heeft de boer een lagere opbrengst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebruiken akkerbouwers om plagen te bestrijden?

A

Gewasbeschermingsmiddelen.

Dat zijn giftige stoffen die de plaagorganismen doden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zorgen veehouders dat ze uitbraken/plagen voorkomen?

A

Een goede hygiëne
Inentingen

Dieren in de intensieve veehouderij leven op een klein oppervlak. De kans dat ze elkaar besmetten met ziekten is daardoor groot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is fokken?

A

Het kruisen van rassen om bijvoorbeeld koeien te krijgen die meer melk geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is veredeling?

A

Het kruisen van rassen bij planten en dieren om betere eigenschappen te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een mestoverschot?

A

Op moderne veeteeltbedrijven ontstaat meer mest dan de boer nodig heeft voor de bemesting van weilanden en akkers: er is een mestoverschot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is overbemesting?

A

Als een boer te veel mest over het land verspreid, spreek je van overbemesting. Hierdoor komen er meer mineralen in de grond dan de planten op de akker nodig hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is vermesting?

A

De overtollige mineralen uit overbemesting zakken met het regenwater diep in de grond en komen zo in het grondwater terecht. Via het grondwater verspreiden de mineralen zich naar kwetsbare natuurgebieden en naar sloten, rivieren en meren. Dit noem je vermesting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de twee problemen van vermesting?

A
  1. Door de extra mineralen gaan sommige soorten planten zich heel snel vermeerderen
  2. Door vermesting van het water ontstaat waterbloei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is gifophoping?

A

Als gif lang in de bodem blijft zitten, kunnen planten het gif opnemen.

Dieren die de planten eten, krijgen het gif ook binnen. De gifstoffen worden vaak opgeslagen in het vetweefsel of in de lever van dieren.

Het gif dat in die dieren zit, wordt weer doorgegeven aan roofdieren.

Aan het einde van de voedselketen ontstaat zo gifophoping. Organismen aan het einde van de keten krijgen zoveel gif binnen, dat ze doodgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke regels gelden voor boeren voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen?

A
  1. De middelen moeten selectief zijn.

Dit houdt in dat ze zo veel mogelijk alleen de organismen die de plaag veroorzaakt doden

  1. Ze moeten biologisch afbreekbaar zijn.

Dit houdt in dat bacteriën en schimmels het middel moeten kunnen afbreken. Daardoor blijft het gif niet lang in de bodem zitten