Hoofdstuk 4 - Waarnemen en reageren Flashcards

Hoofdstuk 4.4 - Zenuwstelsel

1
Q

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?

A
  1. Zenuwen
  2. Ruggenmerg
  3. Hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het centraal zenuwstelsel?

A

De hersenen en het ruggenmerg samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt het zenuwstelsel?

A
  1. Prikkels (bijvoorbeeld heet water) worden omgezet in impulsen. Deze verplaatsen zich via de zenuwen
  2. Deze verplaatsen via de zenuwen richting het ruggenmerg
  3. Vanuit het ruggenmerg komt de impuls naar de hersenen, je neemt waar dat het water te heet is.
  4. Je hersenen sturen impulsen naar je spieren, je spieren reageren door terug te trekken zodat je je niet verbrand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verplaatsen impulsen zich?

A

Langs zenuwen.
Een zenuw bestaat uit duizenden dunne “draden”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvan zijn zenuwen/draden onderdeel?

A

Van zenuwcellen

Dat zijn cellen die impulsen kunnen geleiden. De “draden” noem je uitlopers. Die uitlopers kun je vergelijken met hele dunne elektriciteitsdraden. Zenuwcellen hebben lange en korte uitlopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 soorten zenuwcellen in het lichaam zijn er?

A
  1. Gevoelszenuwcellen
  2. Schakelzenuwcellen
  3. Bewegingszenuwcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gevoelszenuwcellen:

A
  1. Geleiden impulsen van zintuigen naar het ruggenmerg of de hersenen.
  2. De lange uitloper is verbonden met een zintuig, de korte uitlopers geven impulsen door aan andere zenuwcellen.
  3. Het cellichaam ligt buiten het ruggenmerg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schakelzenuwcellen:

A
  1. Hebben alleen korte uitlopers, die zijn verbonden met andere zenuwcellen.
  2. Geleiden impulsen van de ene zenuwcel naar een andere zenuwcel.
  3. Liggen volledig in je hersenen of ruggenmerg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bewegingszenuwcellen:

A
  1. Geleiden impulsen van het ruggenmerg of de hersenen naar spieren (of klieren).
  2. De lange uitloper is verbonden met een spier of een klier, de korte uitlopers zijn verbonden met andere zenuwcellen.
  3. Het cellichaam ligt in het ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Langs welke zenuwcellen gaan impulsen?

A

gevoelszenuwcel → schakelzenuwcel → bewegingszenuwcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Liggen de cellichamen van de gevoelszenuwcellen binnen of buiten het ruggenmerg?

A

Vlak buiten het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Liggen de cellichamen van de bewegingscellen binnen of buiten het ruggenmerg?

A

Ze liggen binnen in het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De lange uitlopers van zenuwcellen vormen zenuwen, er zijn drie soorten zenuwen. Welke zijn dit?

A
  1. Gevoelszenuwen
  2. Bewegingszenuwen
  3. Gemengde zenuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn gevoelszenuwen?

A

Gevoelszenuwen bevatten alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen. Een voorbeeld hiervan is de oogzenuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn beweginszenuwen?

A

Bewegingszenuwen bevatten alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen. Een voorbeeld is de zenuw die naar je tongspieren loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn gemengde zenuwen?

A

Gemengde zenuwen bevatten uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingszenuwcellen. Alle zenuwen die vanuit je ruggenmerg lopen, zijn gemengd. De zenuwen in je armen (bron 3) en benen zijn voorbeelden hiervan.

17
Q

Uit welke drie delen bestaan de hersenen?

A
  1. De grote hersenen
  2. De kleine hersenen
  3. De hersenstam
18
Q

Hoe heet de geplooide buitenkant van de grote hersenen?

A

De hersenschors

19
Q

Waaruit bestaat de hersenschors?

A

De hersenschors bestaat uit miljarden zenuwcellen, allemaal schakelcellen.

20
Q

Waar zorgen de grote hersenen voor?

A

De grote hersenen zorgen voor bewustwording van wat je waarneemt en voor de bewuste reacties

21
Q

Wat is een hersencentrum?

A

Een bepaald deel van de hersenschors met zijn eigen taak.

Elk zintuig is verbonden met een hersencentrum, zoals het gezichtscentrum, het gehoorcentrum en de gevoelscentra. Andere hersencentra zorgen voor bewegingen, zoals het spraakcentrum en het schrijfcentrum. In de bewegingscentra starten de impulsen naar spieren.

22
Q

In welk deel van de hersenen ligt het geheugen?

A

De grote hersenen

23
Q

Waar zorgen de kleine hersenen voor?

A

Coördinatie van bewegingen en voor je evenwicht.

Coördinatie is het in de juiste volgorde samentrekken van spieren bij een beweging.

24
Q

Hoe zorgen de kleine hersenen voor het bewaren van je evenwicht?

A

Om je evenwicht te bewaren, verwerken de kleine hersenen informatie uit je ogen en je evenwichtszintuigen. De kleine hersenen sturen vervolgens je spieren zo aan, dat je altijd in evenwicht blijft.

25
Q

Wat is de hersenstam?

A

De hersenstam is de verbinding van de grote- en de kleine hersenen met je ruggenmerg.

26
Q

Waar zorgt de hersenstam voor?

A

In de hersenstam liggen verschillende centra voor levensprocessen die onbewust (vanzelf) gaan.

Die centra besturen bijvoorbeeld je hartslag en ademhaling. De hersenstam regelt ook allerlei reflexen, zoals je pupilreflex.

27
Q

Welke stoffen beïnvloeden je hersenen?

A
  1. Alcohol
  2. Drugs
  3. Sommige medicijnen
28
Q

Welk effect heeft alcohol op je hersenen?

A

Door alcohol heb je juist minder controle over je bewegingen, doordat je coördinatie slechter wordt. Daardoor maak je sneller fouten, bijvoorbeeld in het verkeer.

Ook je geheugen en concentratie gaan achteruit.

29
Q

Welk effect heeft drugs op je hersenen?

A

Als je drugs gebruikt, vermindert je concentratie en ook je geheugen gaat achteruit. Studeren en blowen gaat dus niet samen.

30
Q

Welk effect hebben sommige medicijnen op je hersenen?

A

Van sommige medicijnen kun je suf of traag worden. Dit staat dan op de bijsluiter van het medicijn.