Hoofdstuk 2 - Bewegen Flashcards

Hoofdstuk 2.1 - Het skelet

1
Q

Hoe noem je de beenderen en botten in je lichaam?

A

Skelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel beenderen en botten heb je in het lichaam?

A

206

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noem je de botten in je hoofd?

A

Schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarop is je schedel bevestigd?

A

Je wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat je borstkas?

A
  • Ribben
  • Deel van de wervelkolom
  • Borstbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarbij behoren je heupbeenderen?

A

Je bekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe noem je armen en benen?

A

Ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 4 functies heeft een skelet?

A
  1. Stevigheid geven aan je lichaam
  2. Vorm geven aan je lichaam
  3. Kwetsbare organen beschermen
  4. Beweging mogelijk maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kun je de ellepijp en het spaakbeen uit elkaar houden?

A

Aan de kant van de Pink zit de ellePijP
Aan de kant van de duim zit het spaakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee soorten beenderen of botten heb je?

A
  1. Pijpbeenderen
    (rond, bijv. opperarmbeen en dijbeen)
  2. Platte beenderen
    (plat, bijv. heupbeenderen, schedel, ribben)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de bouw van een pijpbeen?

A
  1. Knobbels aan de uiteinden van het bot met een laagje kraakbeenweefsel
  2. Beenvlies rondom het bot met bloedvaten en zenuwen
  3. Beenweefsel onder het beenvlies, het bot.
  4. In het midden een holte met geel beenmerg, hierin zit vet opgeslagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat beenweefsel (botweefsel)?

A

Bestaat uit beencellen die in ringen groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat maken beencellen?

A

een stof die tussen de cellen zit: tussencelstof.

Tussencelstof van beencellen bevatten veel kalk en weinig lijmstof.
Kalk zorgt voor harde botten
Lijmstof voor buigzaamheid van botten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat kraakbeenweefsel?

A

Groepjes kraakbeencellen met daartussen een gelei-achtige tussencelstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat tussencelstof van kraakbeencellen?

A

Veel lijmstof en weinig kalk.

Kraakbeen is buigzaam, bijv. puntje van je neus, oorschelp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bestaat het skelet van een baby uit veel kraakbeen of veel beenweefsel?

A

Veel kraakbeen, na een poosje groeien er pas beencellen waardoor er beenweefsel ontstaat

17
Q

Wat is een groeischijf?

A

Een laagje kraakbeencellen onder de uiteinden van beenweefsel.

Bij een klein kind is bijna al het kraakbeen vervangen voor beenweefsel.

18
Q

Tot wanneer groeien je botten in de lengte vanuit de groeischijven?

A

Tot het einde van je pubertijd. De groeischijven worden vervangen voor gewone beencellen en daardoor stopt je lengtegroei.

19
Q

Wat verdwijnt er bij het ouder worden uit de botten?

A

Lijmstof verdwijnt steeds meer en er komt steeds meer kalk.

Bij oudere mensen zijn de botten dus minder buigzuim waardoor ze sneller breken bij een val