H11.6: Oorzaken klachten en symptomen hypo-hyper Flashcards

1
Q

Symptomen hyperthyreoïdie

A
  • Vermoeidheid
  • Warmte intolerantie
  • Overmatig transpireren
  • Warme, vochtige huid
  • Gewichtsverlies
  • Snelle, onregelmatige pols
  • Kortademigheid bij inspanning
  • Snelle darmpassage
  • Nervositeit
  • Tremor van vingers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Symptomen hypothyreoïdie

A
  • Vermoeidheid
  • Koude intolerantie
  • Gelaats-, ooglidoedeem
  • Koude, droge huid
  • Gewichtstoename
  • Langzame pols
  • Spierzwakte
  • Obstipatie
  • Geheugenverlies
  • Depressie
  • Hese, lage stem en trage spraak
  • Bros haar, haaruitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Targetweefsels SKH

A
  • Hart
  • Skeletspieren
  • Bruin vetweefsel
  • Bot
  • Hersenen
  • Hypofyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar heeft SKH effect op?

A

Cardiovasculaire hemodynamiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het directe effect van T3 op het hart?

A
  • HF neemt toe
  • Contractiliteit neemt toe (positief inotroop en chronotroop)
  • Toename CO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zorgt SKH nog meer voor?

A

Vasculaire systemische weerstand, dus vasodilatatie

Ondervulling waardoor bloedvolume omhoog gaat door natriumreabsorptie via nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effecten hyperthyreoïdie:
- Systemische vasculaire weerstand
- HF
- Ejectiefractie
- CO
- Isovolumetrische relaxatie duur
- Bloedvolume

A
  • Omlaag
  • Omhoog
  • Omhoog
  • Omhoog
  • Omlaag
  • Omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effecten hypothyreoïdie:
- Systemische vasculaire weerstand
- HF
- Ejectiefractie
- CO
- Isovolumetrische relaxatie duur
- Bloedvolume

A
  • Omhoog
  • Omlaag
  • Omlaag
  • Omlaag
  • Omhoog
  • Omlaag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stappen contractie cardiomyocyt

A
  • Depolarisatie dus kalium cel uit en natrium in
  • Calcium cel in waardoor intracellulaire calciumconcentratie verhoogd wordt wat RYR-Ca kanaal stimuleert
  • Instroom van calcium via RYR vanuit SR cytoplasma in
  • Calcium stimuleert actine- en myosine filamenten voor contractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Relaxatie cardiomyocyt

A
  • Calcium door SERCA terug gepompt in SR, kost ATP
  • Calcium concentratie in cytoplasma neemt af
  • Actine- en myosinefilamenten ontspanning weer en hartspier relaxeert
  • NCX zorgt voor uitwisseling van calcium cel uit en natrium cel in
  • Na/K pomp wissel natrium cel uit voor kalium cel in
  • Calcium kan via calciumkanaal aan omgeving worden afgegeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

T3 functie bij contractie en relaxatie

A
  • Bindt aan kernreceptor
  • Stimuleert eiwitsynthese RYR, SERCA, NCX
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

MHC

A
  • Myosine heavy chain
  • Alfa: snelle contractie en relaxatie
  • Beta: langzame variant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Futiele cycli

A
  • Calcium cyclus in SR
  • Na/K cyclus op celmembraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitleg warmteproductie skeletspierweefsel

A
  • Via RYR gaat calcium naar cytoplasma waardoor er meer activiteit moet zijn van SERCA om calcium terug te winnen
  • ATP is nodig en hierbij komt warmte vrij
  • Ook wordt Na/K-ATPase gestimuleerd en zorgt voor futiele cyclus
  • Na- en K-kanalen komen meer tot expressie
  • Om dit te compenseren moet Na/K-ATPase meer op gang komen en kost ATP
  • Door het lekken van ionen die weer actief teruggepompt moeten worden ontstaat warmte
  • SKH stimuleert lekken ionen waardoor meer ATP wordt gebruikt voor productie van warmte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Locatie bruin vet

A
  • Sleutelbeenderen
  • Wervelkolom
  • Vrouwen
  • Mager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Coupling

A
  • Energie uit nutriënten wordt gebruikt om protonengradiënt aan te leggen
  • Met gradiënt kan je ATP synthetiseren
17
Q

Uncoupling

A
  • Door UCP1
  • Protonen terugpompen en maakt hierbij warmte ipv ATP
18
Q

Locatie UCP1

Locatie UCP2

Locatie UCP3

Locatie UCP4 en 5

A

Alleen bruin vetweefsel

Hart, skeletspieren, bruin vetweefsel en nierweefsel

Skeletspieren en bruin vet

Brein

19
Q

Thyrotoxiscose geassocieerd met

A
  • Osteoporose (verlaagde botdichtheid)
  • Versnelde botgroei
20
Q

Hypothyreoïdie

A
  • Osteosclerose (verhoogde botdichtheid)
  • Vertraagde botgroei
21
Q

TRa1 gebrek

A
  • Afwijkende schildklierfunctie met normaal TSH
  • Milde tot ernstige psychomotorische achterstand
  • Groeiachterstand
  • Macrocefalie
  • Vertraagde sluiting schedelnaden
  • Constipatie
  • Milde anemie
  • Verlaagde botleeftijd
22
Q

Cretinisme

A
  • Lichamelijke achterstand
  • Cognitieve defecten
23
Q

Functie SKH

A
  • Stimuleert vorming neuronen
  • Groei dendrieten
24
Q

Gevolg tekort SKH

A

Depressie- en concenratiestoornissen

25
Q

Mutatie MCT8

A

T3 en T4 kunnen niet over BBB met psychomotorische retardatie tot gevolg

26
Q

Hypofyse werking

A
  • Krijgt FT4 vanuit bloedbaan
  • M.b.v. D2 omgezet in T3
  • T3 kern in
  • Bindt aan TRb2 receptor
27
Q

Gevolg als T3 bindt aan kernreceptor

A

Transcriptie geremd

28
Q

Waar is TSH voornamelijk van afhankelijk?

A

FT4 en niet echt van T3

29
Q

Wat voor relatie tussen TSH en T4?

A

Lineair

TSH is zeer gevoelig voor kleine veranderingen in FT4

30
Q

Resistentie tegen beta-receptoren

A

Hypofyse slaagt er niet in om TSH te verlagen waardoor T3 verhoogd is

Hart is nog wel functioneel, omdat deze vooral werkt m.b.v. alfa-receptoren

DUS: verhoogde HF, omdat alfa-receptoren niet resistent zijn