H10.1: Centrale zenuwstelsel en endocriene organen Flashcards

1
Q

Doel endocriene systeem

A

Samen met zenuwstelsel communicatie tussen cellen en celsystemen mogelijk maken d.m.v. hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hormonen

A

Eiwitten die een effect uitoefenen op bepaalde doelwitcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Communicatie via hormonen

A
  • Endocrien
  • Paracrien
  • Autocrien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Endocrien

A

Hormoon via bloedbaan naar doelwitcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Paracrien

A

Signaalmoleculen bereiken via intercellulaire vloeistof nabijgelegen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autocrien

A

Hormoon uit cel bindt op receptor van diezelfde cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Twee typen receptoren

A
  • Kern: receptoren die direct in kern werken
  • Membraan: receptoren op membraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Endocriene klieren

A
  • Hypofyse
  • Schildklier
  • Bijschildklieren
  • Bijnieren
  • Testes
  • Ovaria
  • Pancreas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hypofyse (pituitary gland)

A
  • Boven dak sinus sphenoidalis in sella turcica
  • Strak gereguleerd door hypothalamus die via een steel met elkaar verbonden zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In hypofyse steel

A

Plexus van bloedbanen en zenuwbanen vanuit zenuwcellen die in hypothalamus gelegen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neuronen met grote cellichamen

A
  • Lange axonen die uitkomen in hypofyseachterkwab
  • Neuronen maken vasopressine en oxytocine
  • Transporteren hormonen naar achterkwab
  • Afgegeven aan bloedbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neuronen met kleine cellichamen

A
  • Veel kortere uitlopers
  • Releasing factoren afgeven
  • Afgifte hormonen aan voorkwab stimuleren of remmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypothalame hormonen

A
  • Hormonen/RF die door hypothalamus worden afgegeven
  • In te delen in voor- en achterkwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hormonen hypofysevoorkwab

A
  • Hypofyseotropische hormonen
  • TRG
  • GnRH
  • Somatostatine
  • GRH
  • Dopamine
  • CRH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerk hormonen die door hypothalamus worden afgegeven

A
  • Zeer korte halfwaardetijd
  • Essentieel aangezien het effect (stimulatie tot afgifte hypofyse) niet langer door moet werken dan nodig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hypofyse

Neurofilament kleuring

A
  • 1 cm groot
  • Voorkwab > achterkwab
  • Achterkwab kleine cellen
  • Voorkwab hormoonproducerende cellen

Bij neurofilament kleuring is alleen de achterkwab aangekleurd

17
Q

Hypofyse voorkwab

A
  • Klierstructuur
  • Somatotroop
  • Corticotroop
  • Lactotroop
  • Gonadotroop
  • Thyreotroop
18
Q

Hypofyse achterkwab

A
  • Alleen neuronen en geen kliercellen
  • Vezelige structuur
  • Oxytocine en ADH
19
Q

Werking

A
  • Hypothalamus maakt CRH
  • CRH bindt aan G-eiwit gekoppelde receptor op hypofysevoorkwab
  • Hypofyse maakt ACTH
  • Bijnier maakt bijnierandrogenen en cortisol
  • Cortisol invloed op doelweefsel en negatieve terugkoppeling hypothalamus en hypofyse
20
Q

Hormonale disbalans

A
  • Acromegalie: te veel GH
  • Ziekte Cushing: hypercortisolisme
  • Ziekte Addison: hypocortisolisme
  • Ziekte Graves: hyperthyreoïdie
  • Ziekte Hashimoto: hypothyreoïdie
21
Q

TRH - Hypothalamus hypofyse schildklier as

A
  • Afgegeven door hypothalamus
  • Stimuleert hypofyse in afgifte TSH
  • TSH stimuleert schildklier tot aanmaak schildklierhormoon T4
  • T4 negatief effect op hypothalamus en hypofyse
22
Q

Hypothalamus-hypofyse GH as

A
  • Hypothalamus produceert somatostatine en GHRH
  • Somatostatine remt en GHRH stimuleert hypofyse
  • Hypofyse maakt GH
  • GH zorgt in lever voor aanmaak IGF1
  • IGF1 onderdrukt hypothalamus en hypofyse
23
Q

Hypothalamus-hypofyse gonaden as

A
  • GnRG afgegeven door hypothalamus
  • LH/FSH afgegeven door hypofyse
  • Steroïde hormonen gemaakt door testes/ovaria (testosteron, oestradiol en progesteron)

Inhibine B aanmaak wat negatief terugkoppelt op hypofyse en hypothalamus

24
Q

Dopamine

A

Probeert prolactine-afgifte te onderdrukken

25
Q

Oxytocine

A
  • Zogen rol
  • Contractie uterus bevalling rol
26
Q

Vasopressine

A
  • Stimuleert reabsorptie van water in nier
  • Rol in regulatie BD
27
Q

Circadiaan ritme kan worden beïnvloed door

A
  • Licht/donker
  • Slaap
  • Etc.
28
Q

Concentraties

A
  • GH, TSH, PRL in hoge concentraties aanwezig tijdens slaap
  • ACTH laag tijdens slaap en loopt op in ochtend
  • Cortisol volgt ACTH
29
Q

Eiwitbinding

A

Inactiveert hormonen en zorgt voor verminderde klaring/uitscheiding

Klein % in gebonden hormonen, maar een groot verschil in halfwaardetijd

30
Q

Tijdens zwangerschap

A
  • Cortisol bindend eiwit verhoogd
  • Vrij hormoon daalt
  • Compensatoir meer hormoon productie