H1.10 inleiding farmacotherapie Flashcards
1
Q
number needed to treat
A
aantal mensen die je een geneesmiddel moet voorschrijven om 1 event te voorkomen
2
Q
wat is de werking van een geneesmiddel die eindigt op ‘-pril’?
A
een bloeddruk verlager
3
Q
wat is de werking van een geneesmiddel die eindigt op ‘-statines’?
A
lipiden verlagend
4
Q
doel van therapeutische geneesmiddelen
A
- genezing
- symptomenbestrijdend
- combinatie van beide
5
Q
doel preventieve geneesmiddelen
A
- kosten-baat analyse
- number needed to treat
zoals vaccinatie, screening
6
Q
doel diagnostische geneesmiddelen
A
- geneesmiddelen die helpen bij het stellen van een diagnose
zoals contrastvloeistof, oogdruppels
7
Q
welke nederlandse instatie zorgt voor de toelating van een geneesmiddel op de markt?
A
CBG -> kosten worden hier buiten beschouwing gelaten
8
Q
welke instantie gaat over de vergoeding van de geneesmiddelen op de markt?
A
ZIN -> zorginstituut Nederland