agonisten en antagonisten week 2 VO.1 Flashcards
1
Q
propanolol
A
beta1 en beta2 antagonist
2
Q
prazosin
A
alfa1 antagonist
3
Q
neostigmine
A
acetylcholinesterase remmer
4
Q
atropine
A
muscarine receptor antagonist
5
Q
cocaïne
A
Na re-uptake blokker
6
Q
vasopressine en angiotensine
A
vaatvernauwing –> vasocontrictie en dus voor verhoging BD en HF
7
Q
phenilephrine
A
agonist –> alfa1
8
Q
histamine
A
vaatverwijder en dus BD verlager maar HF verhoger
9
Q
dobutamine
A
agonist van alfa1 en beta1
10
Q
DMPP
A
stimuleert ganglion –> nicotine receptoren