Geschiedenis: Kennen en kunnen Flashcards

1
Q

Bespreek 3 factoren die aan de basis lagen van het ontstaan van humanisme en renaissance.

A

1) aanwezigheid van antieke overblijfselen uit KO

2) teksten uit de KO via Arabieren en Byzantijnen om kritisch te bestuderen

3) mecenaat: rijke burgers en de paus die kunstenaars sponsorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van het humanisme

A
  • antropocentrisme
  • homo universalis
  • tekstkritiek en kritische ingesteldheid
  • individualisme en sterk zelfbewustzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

” Er waren heel wat gelijkenissen tussen de Vlaamse Primitieven en de kunstenaars van de renaissance.” Ben je het eens met deze uitspraak?
Geef 2 argumenten voor je antwoord.

A

Juist, kunstenaars vd renaissance namen sommige zaken vd VP over, bv het gebruik van olieverf, Beide stromingen hadden heel wat gemeenschappelijke kenmerken: een realistische weergave, het signeren vd werken, meer portretten, en rijke opdrachtgevers die als mecenas optraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is het geven van een naam aan een tijdsperiode een vb van verleden of geschiedenis?

A

Het is een vb van geschiedenis: dit is de interpretatie van feiten uit het verleden.

Door een naam te geven, interpreteren historici het verleden. De namen renaissance en middeleeuwen bv drukken een bepaalde visie op die periodes uit en werden er nadien aan gegeven niet in die periode zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer maakte Lucas Cranah spotprenten?

A

16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek 2 belangrijke punten van ongenoegen over de katholieke kerk id middeleeuwen en de 16e eeuw

A

1) veel mensen vonden dat kerk te machtig en rijk was (door bv verkoop aflaten en hoge functies id kerk)

2) hadden kritiek op levensstijl van geestelijken: velen hielden zich niet aan celibatiar leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit hoe en waarom de vorsten reageerden op de religieuze verdeeldheid id 16e eeuw.

A

Ze legden 1 godsdienst op aan al hun onderdanen omdat ze bang waren voor religieus geïnspireerde burgeroorlogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kunst was een belangrijk middel voor protestanten en katholieken om gelovigen aan zich te binden. Leg uit waarom de barokstijl heel geschikt was voor de katholieke geloofsbeleving.

A

Die legt sterk de nadruk op het visuele en op de emoties.
Schilderijen met Bijbelse thema’s waren daarvoor dus heel bruikbaar. Bovendien geeft barok emoties sterk weer. De schilders toonden krachtige, energieke figuren en gebruikten contrasten tussen licht en donker voor een dramatisch effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef telkens aan of de kenmerken van een humanistische wetenschapsbeoefening continuïteit of veranderingen brachten tov de klassieke oudheid:
- inspiratie uit de oudheid
- kritisch zijn
- zelf observeren

A

1) inspiratie vanuit de oudheid: continuïteit

2) kritisch zijn: verandering

3) zelf observeren: verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit waarom de aanpas van Newton een combinatie is van empirisme en rationalisme.

A

Empirisme: hij doet zelf experimenteren, zoals dat met het prisma

Rationalisme: hij zoekt naar een algemene wet en formule om de zwaartekracht te berekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beoordeel kritisch de manier waarop wetenschappers uit de 16e en 17e eeuw vandaag vaak worden voorgesteld.

A

Als genieën, vernieuwers met baanbrekende nieuwe inzichten.

Daarmee gaan deze hedendaagse voorstellingen vaak voorbij aan de continuïteit tov voorgaande periodes en aan de fouten en minder wetenschappelijke kanten van hun werk. Een vb hiervan is de interesse van Newton voor alchemie, die vandaag nauwelijks aandacht krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In verhouding tussen de staten werd de religieuze factor minder belangrijk dan de geopolitieke en commerciële factoren. Illustreer dat met een voorbeeld voor zowel de 16e als de 17e eeuw

A

16e: Katholieke koning Frans I v Fr sloot een coalitie met de islamitische Ottomaanse sultan tegen de katholieke keizer Karel V

17e: Protestantse Republiek der VP kwam meermaals in conflict met het eveneens protoestantse Engeland: de Engels-Nederlands Zeeoorlogen omwille van het handelsoverwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly