Biologie - 5 Micro-organismen: Bacteriën en archaea Flashcards

1
Q

zijn bacteriën en archaea eencellig of meercellig?

A

eencelligen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar komen bacteriën en archaea voor?

A

in en op zowat elk voorwerp of organisme, in de bodem, in water of in ijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe groot zijn de meeste bacteriën en archaea?

A

tussen 0,2 en 5µm groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zijn bacteriën en archaea prokaryoot of eukaryoot? Hoezo?

A

prokaryoot, hun DNA zweeft vrij in het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar zit het DNA van bacteriën en archaea?

A

Hun DNA zweeft vrij rond in het cytoplasma.
Het grootste deel van hun DNA ligt centraal in 1 grote keten.
Daarnaast bevatten ze ook 1 tot wel 1000 kleine DNA-ringen, de plasmiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn plasmiden?

A

DNA-ringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bezitten de bacteriën en archaea dat aan fotosynthese doen?

A

pigmenten zoals chlorofyl

Deze pigmenten zijn niet omgeven door een celmembraan en een celwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat regelt de stofuitwisseling met het uitwendige milieu?

A

het celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de taak van het celmembraan?

A

Die regelt de stofuitwisseling met het uitwendige milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de taak van de celwand?

A

geeft stevigheid en vort een bescherming tegen externe invloeden van het uitwendige milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bezitten sommige bacteriën en archaea als extra bescherming naast een celwand?

A

een kapsel of slijmlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe bewegen prokaryoten zich voort? (

A
  • sommige met lang zweephaar (al zwemmend verplaatsen)
  • andere pili (kleine haarachtige uitsteeksels waarmee ze zich voorttrekken/katapulteren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 hoofdvormen onderscheiden we bij de prokaryoten?

A
  • ronde kokken
  • staafvormige bacillen
  • spiraalvormige spirillen

(hierbinnen nog grotere variatie bv sommige kokken war afgeplat of bacillen gekromd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn diplokokken of diplocellen?

A

Wanneer 2 dochtercellen aan elkaar blijven hangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet het wanneer 2 dochtercellen aan elkaar blijven hangen?

A

diplokokken/diplocellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn streptokokken of strptobacillen?

A

Wanneer er meerdere dochtercellen in een lange keten aan elkaar blijven vasthangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet het wanneer er meerdere dochtercellen in een lange keten aan elkaar blijven vasthangen?

A

Streptokokken/streptobacillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn stafylokokken?

A

Wanneer sommige soorten kokken willekeurige stapels vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet het wanneer sommige soorten kokken willekeurige stapels vormen?

A

stafylokokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat hebben autotrofe prokaryoten nodig om zelf energierijke organische stoffen, zoals glucose, aan te maken uit anorganische stoffen, zoals koolstofdioxide en water?

A

een energiebron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 2 soorten onderscheid je van autotrofe prokaryoten?

A

fotoautotrofen en chemoautotrofen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn fotoautotrofen?

A

Autotrofe prokaryoten die zonlicht als energiebron gebruiken. Bacteriën bezitten hiervoor het pigment chlorofyl, archaea gebruiken een ander type pigment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn chemoautotrofe?

A

Autotrofe prokaryoten die hun energie halen ui het verbreken van chemische verbindingen, zwavelbacteriën uit zwavelverbindingen en ijzerbacteriën uit ijzerverbindingen.

24
Q

Zijn het grootste deel bacteriën en archaea heterotroof of autotroof?

A

heterotroof

25
Q

Wat doen heterotrofe bacteriën en archaea? Hoe doen ze dat?

A

Ze nemen energierijke voedingstoffen uit organische materiaal op.

Dat doen ze door enzymen vrij te laten, waardoor het organisch materiaal uitwendig verteert. De vrijgekomen organische verbindingen, zoals glucose, worden dan opgenomen in hun cel.
Door middel van celademhaling maken ze energie vrij uit deze organische verbindingen.

26
Q

Wanneer is een prokaryoot aeroob?

A

Wanneer het zuurstofgas nodig heeft om te overleven.

27
Q

Wanneer is een prokaryoot anaeroob?

A

Wanneer ze geen zuurstofgas nodig hebben.

28
Q

Wat doen aerobe prokaryoten om energie vrij te maken?

A

De aerobe celademhaling

29
Q

Wat doen anaerobe prokaryoten om energie vrij te maken?

A

De anaerobe vergisting.
Bij vergisting vormt zich ethanol, melkzuur of een ander eindproduct.

30
Q

Hoe geven prokaryoten genetisch materiaal door?

A

via conjugatie

31
Q

Wat is conjugatie? Hoe werkt het?

A
  • het proces dat prokaryoten gebruiken om genetisch materiaal door te geven
  • tijdens dit proces verbinden 2 prokaryoten van eenzelfde soort zich met elkaar door middel van een conjugatiepilus. Langs deze holle buisvormige verbindingen worden 1 of meerdere kopieën van plasmiden doorgegeven van de ene cel (de donor) naar de andere cel (de receptor), waardoor het metabolisme van de receptor wijzigt.
32
Q

Wat is een cyste of een endospore?

A

Een beschermende laag die sommige prokaryoten maken wanneer de leefomgeving minder gunstig wordt.
In dit niet-actieve stadium kunnen ze extreme omstandigheden overleven. Als de leefomgeving opnieuw gunstig is, zal de cyste uitgroeien tot een volwaardige cel.

33
Q

Wat doen sommige prokaryoten wanneer de leefomgeving minder gunstig wordt?

A

Dan maken ze een beschermende laag (cyste of endospore)

34
Q

Hoe vermeerderen prokaryoten zich?

A

ongeslachtelijk door een celdeling, waarbij de cel zich deelt in 2 identieke dochtercellen.

35
Q

Hoe werkt de celdeling per stap bij prokaryoten?

A

1) Het kopiëren van genetisch materiaal.
2) celmembraan en de celwand groeien aan en verplaatsen de 2 kopieën van het genetisch materiaal zich naar beide uiteinden van de cel.
3) de cel snoert zich in het midden in

36
Q

Hoe heet de tijd die nodig is om uit 1 cel 2 dochtercellen te vormen?

A

De generatietijd

37
Q

Wat is de generatietijd?

A

De tijd die nodig is om uit 1 cel 2 dochtercellen te vormen (de celdeling bij prokaryoten).

38
Q

Wat geeft een groeicurve weer?

A

Het aantal individuen in een kolonie in functie van de tijd. De groei van een kolonie volgt altijd een vast patroon.

39
Q

Wat zijn de 4 fasen van de groeicurve van een prokaryoot wanneer die in een geschikte habitat terechtkomt en zich begint te vermeerderen en zo een kolonie vormt?

A

1) lagfase

2) exponentiële fase

3) stationaire fase

4) afstervingsfase

40
Q

Wat is de lagfase van de groeicurve?

A
  • 1e fase
  • prokaryoten komen in nieuwe omgeving en hebben tijd nodig om aan te passen aan de temperatuur, zuurgraad, soort voedingstoffen, … Het aantal individuen neemt niet toe

(to lag = treuzelen)

41
Q

Wat is de rode gestippelde lijn in de groeicurve?

A

de draagkracht

42
Q

Wat is de exponentiële fase in de groeicurve?

A
  • 2e fase
  • prokaryoten vermeerderen zich met een vrij constante snelheid, waardoor hun aantallen exponentieel toenemen
43
Q

Wat is de stationaire fase in de groeicurve?

A
  • 3e fase
  • door de exponentiële groei de draagkracht overschreden en bereikt de kolonie haar max populatiegrootte + omstandigheden van het leefmilieu zijn niet langer ideaal, waardoor de generatietijd vergroot
  • er ontstaan evenveel prokaryoten als er sterven, waardoor de populatiegrootte constant blijft
44
Q

Wat is de afstervingsfase van de groeicurve?

A
  • 4e fase
  • populatiegrootte neemt af: er sterven meer prokaryoten dan er bijkomen. Dat komt door de verder afnemende hoeveelheid hulpbronnen of door her steeds minder gunstige milieu
  • blijft doorgaan tot alle hulpbronnen opgebruikt zijn, of tot de omstandigheden van het milieu ongunstig worden waardoor alle prokaryoten sterven of een cyste vormen.
45
Q

Wat is eutrofiëring

A

Wanneer er fel vervuild water is door te veel voedingstoffen in meststoffen die dan bv te veel aanwezig zijn dan normaal in het stilstaand poel.

46
Q

In wat voor toepassingen gebruiken de geneeskunde, de voedingssector en de industrie de eigenschappen van sommige micro-organismen?

A

In biotechnische toepassingen

47
Q

Waarom spelen archaea een grote rol in het broeikaseffect?

A
  • leven in symbiose met andere organismen: helpen darmen van dieren met vertering
  • produceren methaangas (CH4) (= sterk broeikasgas)
48
Q

Welke bacteriën zijn de eerste schakel in sommige voedselketens?

A

Cyanobacteriën

49
Q

Waarom spelen prokaryoten een belangrijke rol in de stikstof- en koolstofkringloop?

A

Als reducenten van organisch afval maken ze minerealen beschikbaar voor planten door middel van ammonificatie en nitrificatie.

50
Q

Waarom is het goed dat sommige bacteriën ziekteverwekkers zijn?

A

Ze houden zo populatiegroottes binnen de perken.

51
Q

Wat is probiotica?

A
52
Q

Welke prokaryoten kunnen voor voedselbederf zorgen?

A

Heterotrofe prokaryoten

Dat komt enerzijds door de groei van schadelijke bacteriën, die een voedselinfectie kunnen veroorzaken + ze kunnen giftige stoffen produceren tijdens hun metabolisme, waardoor je een voedselvergifitigin kunt oplopen.

53
Q

Wat is metabolisme?

A
54
Q

Wat zijn fermentaties?

A

Processen waarbij gewenste bacteriën of schimmels inwerken op voedsel of drank.

55
Q

Wat zijn GGO’s?

A

genetisch gemodificeerde micro-organismen

56
Q

Wat is de methanogene archaea?

A

zij helpen bij de spijsvertering in de maag van grazers, maar spelen ook een grote rol in het broeikaseffect omdat ze methaangas produceren.

57
Q

Hoe heten de archaea die methaangas produceren?

A

Methanogene archaea