Aardrijkskunde - examen 2 (begrippen) Flashcards

1
Q

Vergeet niet alle landen, gebergtes, rivieren etc te leren

A

!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de 15-minutenstad

A

een stad waarbij werkplaatsen, scholen, sportcentra en winkels op minder dan 15 minuten wandel- of fietsafstand liggen van waar je woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

heet aankomstland

A

een land waar migranten naartoe gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het albedo

A

De mate waarin een oppervlakte de zonnestraling weerkaatst.
Het is een getal dat aangeeft hoeveel procent van de zonneinstraling weerkaatst wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de alfabetiseringsgraad

A

Het aandeel van de bevolking dat kan lezen en schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de arbeidsmigraties

A

Migratie om in een ander land tijdelijk of permanent te gaan werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de asielzoeker

A

Iemand die asiel aanvraag in een bepaald land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de banlieu

A

Het Franse woord voor voorstad, een gemeente aan de rand van een grote stad die met die stad vergroeid is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de beroepsactieve leeftijd.

A

De leeftijd waarop iemand geschikt is om te werken.
(15-64 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de beroepsactieve leeftijd?

A

15-64 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de biocapaciteit

A

De totale beschikbare productieve oppervlakte van een gebied of van de hele aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de borough

A

Officieel stadsdeel van de stad NYC.
Een borough heeft een beperkt zelfbestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de braindrain

A

De emigratie van hoogopgeleide mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de carbon capture and storage

A

Carbon capture and storage (CCS) is een techniek waarbij uitgestoten broeikasgassen worden opgevangen en worden opgeslagen bv in de diepe ondergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CCS betekenis

A

Carbon Capture and Storage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de circulaire economie

A

Dat is een model van productie en consumptie waarbij bestaande materialen en producten zo lang mogelijk gedeeld, verhuurd, hergebruikt, hersteld, opgeknapt en gerecycleerd om meer waarde te creëren. Op die manier wordt de levencyclus van producten uitgebreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het central bussiness districs (CBD)

A

De Engelse term voor zakendistrict. Dat is de wijk in het centrum van de stad waar veel winkels en vooral kantoor-gebouwen staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

het dambordpatroon

A

Een stratenpatroon waarbij de straten bijna loodrecht op elkaar staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de deeleconomie

A

een economie waarbij dezelfde goederen door verschillende mensen worden gebruikt. bv deelauto’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het donutmodel

A

Een duurzaamheidsmodel ontwikkeld door Kate Raworth waarin de grenzen van duurzaamheid worden voorgeseld door 2 ringen, een ecologische en een sociale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de duurzame ontwikkeling

A

Een ontwikkeling waarbij voldaan wordt aan de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van de toekomstige generaties in gevaar te brengen.
Kortom: een ontwikkeling die rekening houdt met de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het ecologisch plafond

A

De buitenste ring in het donutmodel: voorbij dit plafond loop het milieu onherstelbare schade op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de ecologische reserve

A

Het verschil tussen de ecologische voetafdruk en het eerlijke aarde-aandeel, wanneer de voetafdruk kleiner is dan het eerlijke aarde-aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het ecologische tekort.

A

Het verschil tussen de ecologische voetafdruk en het eerlijke aarde-aandeel, wanneer de voetafdruk groter is dan het eerlijke aarde-aandeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

de ecologische voetafdruk

A

De totale oppervlakte die iemand of een groep mensen nodig heeft voor consumptie en om het geproduceerde afval te verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

het eerlijke aarde-aandeel

A

De oppervlakte die voor iedereen op aarde beschikbaar is voor consumptie en de verwerking van afval.
Het wordt berekend door de totale biocapaciteit op aarde te delen door de wereldbevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

hoeveel bedraagt het eerlijke aarde-aandeel?

A

+/- 1,6 ha per persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

EVA betekenis

A

afkorting voor ecologische voetafdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

het getto

A

Een stadswijk waarin de meeste mensen die er wonen tot dezelfde sociale groep behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

de globale hectare

A

De eenheid van de ecologische voetafdruk. Het is 1 hectare biologisch productieve ruimte met een gemiddelde productiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

de Global North

A

Een verzameling landen met hoge welvaart en inkomen, voornamelijk gelegen in het noordelijk halfrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

de Global South

A

Een verzameling landen met lage welvaart en inkomen, voornamelijk gelegen in het zuidelijk halfrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

de Green Deal

A

Een pakket van maatregelen van de EU om klimaatneutraal te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

HDI betekenis

A

de Human Development Index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hittegolf

A

Een periode met hoge temperaturen.
Volgens het KMI een periode van min 5 dagen achtereen waarop de max temperatuur 25,0°C of meer bedraagt; waarbij ten minste op 3 dagen de max temperatuur 30°C of meer bedraagt.

36
Q

de hittestress

A

De negatieve gevolgen voor de mens van extreme hitte: meer agressie, minder goede nachtrust, meer luchtweg- en hartproblemen, meer overlijdens bij ouderen, …

37
Q

Het hoge inkomensland

A

Een land dat volgens de Wereldbank een bruto nationaal inkomen heeft per hoofd van de bevolking van 12 535 US dollar of meer (2019).

38
Q

de Human Development Index

A

” of menselijke ontwikkelingsindex geeft de ontwikkelingsgraad van een land weer. Het is een cijfer tussen 0 en 1, waarbij 0 zeer lage ontwikkeling en 1 zeer hoge ontwikkeling is.

39
Q

IDP betekenis

A

afkorting internally displaced person (de ontheemde)

40
Q

de illegaal

A

Een persoon die in een land verblijft zonder geldig verblijfsdocumenten

41
Q

de intercontinentale migratie

A

Migratie tussen verschillende werelddelen

42
Q

intercontinentaal

A

tussen verschillende continenten of werelddelen

43
Q

de internally displaced person

A

De ontheemde. Een persoon die in zijn eigen land vlucht of naar een grensregio van een buurland gaat omwille van geweld of natuurrampen.

44
Q

de internationale migrant

A

Een persoon die in een ander land leeft dan waar hij/zij geboren is.

45
Q

International Organisation for Migration

A

De IOM van de Verenigde Naties.

46
Q

klimaatneutraal

A

Dat betekent dat er netto geen uitstoot is van broeikasgassen.

47
Q

de klimaatvluchteling

A

Mensen die hun land verlaten omwille van de gevolgen van de opwarming van de aarde of klimaatverandering.

48
Q

de lage-emissiezone (LEZ)

A

Een zone in een stad waar de meest vervuilende auto’s niet meer in mogen, vooral bedoeld om de oudere dieselwagens uit de stad te bannen.

49
Q

het lage-inkomensland

A

Een land dat volgens de Wereldbank een bruto nationaal inkomen heeft per hoofd van de bevolking van 1 036 US dollar of minder (2019).

50
Q

LEZ betekenis

A

afkorting lage-emissiezone

51
Q

de lineaire economie

A

Een economie waarbij er gebruik gemaakt word van eindige grondstoffen en waarbij afval verbrand of gedumpt wordt.

52
Q

het microklimaat

A

Een klimaat dat erg plaatselijk voorkomt en anders is dan het klimaat daar omheen.

53
Q

het microkrediet

A

Een (kleine) som geld die startende ondernemers kunnen lenen om te investeren in bv. een winkel, enkele kippen, …

54
Q

het middel-inkomensland

A

Een land dat volgen de Wereldbank een bruto nationaal inkomen heft per hoofd van de bevolking tussen 1 036 en 12 535 US dollar (2019).

55
Q

het migratiesaldo

A

Dat is het verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten van een plaats, land of regio.

migratiesaldo = immigratie - emigratie

56
Q

multicultureel

A

Samengesteld uit verschillende culturen. Cultuur is het geheel van gewoonten en gedragsregels van een bevolkingsgroep

57
Q

de neighborhood

A

Een wijk in een Amerikaanse stad met bepaalde kenmerken en een eigen identiteit. Dat zijn soms bijna aparte “dorpen in de stad”.
bv. Little Italy, Chinatown in NYC

58
Q

de Noord-ZUidkloof

A

Het verschil in inkomen en ontwikkeling tussen de Global North en de Global South.

59
Q

de ontheemde

A

Een persoon die in zijn eigen land vlucht of naar een grensregio van een buurland gaat omwille van geweld of natuurrampen.

60
Q

de oversterfte

A

Het aantal sterftes boven het normale (gemiddelde) aantal gedurende een bepaald periode

61
Q

de paradox

A

Een schijnbare tegenstelling. Een paradox bestaat uit 2 zaken die op het eerste gezicht niet kunnen, maar als je er dieper over nadenkt toch wel.

62
Q

de planetaire grens

A

Het ecologische plafond van het donutmodel bestaat uit 9 planetaire grenzen, zoals de grnes van klimaatverandering.

63
Q

de pullfactor

A

de aantrekkingsfactor

64
Q

de pushfactor

A

de afstotingsfactor

65
Q

de ruimtelijke segregatie

A

Mensen uit verschillende sociale groepen die gescheiden wonen van elkaar. De sociale groepen wonen elk in een eigen wijk/regio.

66
Q

de SDG-index

A

Een getal tussen 0 en 100 dat aangeeft hoe ver een land staat in het bereiken van de 17 SDG’s.
SDG is de afkorting voor SUstainable Development Goal.

67
Q

de sociale cohesie

A

De mate waarin een groep mensen samenhangt en samen dingen doen.

68
Q

het sociale fundament

A

De binnenste ring van het donutmodel.
Het bestaat uit 12 basisbehoeften waaraan voor iedereen in de wereld moet voldaan zijn.

69
Q

de sociale huisvestiging

A

Bij sociale huisvestiging gaat het om huurwoningen waarbij de huurprijs afgestemd wordt op het inkomen van de huurders.
De verhuur gebeurt door een huisvestigingsmaatschappij.

70
Q

de sociale segregatie

A

Mensen uit verschillende sociale groepen die weinig contacten met elkaar hebben.

71
Q

de sociale woning

A

Een woning die bij sociale huisvesting wordt verhuurd. De huurprijs is afgestemd op het inkomen van de huurders.

72
Q

het spinnenwebpatroon

A

bij dit stratenpatroon lopen een aantal grote wegen naar het centrum. Ze zijn verbonden door een of meerdere ringwegen. Daar stond vroeger de stadsomwalling.

73
Q

het stadsklimaat

A

Het stadsklimaat wordt vooral gekenmerkt door een hogere temperatuur. Dit fenomeen heet het stedelijke hitt-eilandeffect

74
Q

de stadsvernieuwing

A

Bij stadsvernieuwing worden wijken, of delen daarvan, beter leefbaar gemaakt. Het kan nieuwbouw van woningen na sloop zijn, maar ook renovatie. Niet allen de woningen, maar ook de woonomgeving wordt verbeterd. Er worden bijvoorbeeld bredere straten aangelegd met meer ruimte voor fietsers en voetgangers.

75
Q

het stedelijk hitte-eilandeffect

A

Dit verschijnsel wordt ook wel urban heat island genoemd. Het wijst op de hogere temperaturen in een stedelijk omgeving. Die ontstaan omdat materialen zoals steen en beton opwarmen en die warmte erg traag weer uitstralen.

76
Q

het stratenpatroon

A

Het patroon waarin de straten in een stad of dorp liggen.

77
Q

de transmigrant

A

Een migrant die tijdelijk in een land verblijft omdat hij op doortocht is naar een ander land.

78
Q

UNHCR

A

afkorting voor United Nations High Commisioner for Refugees.
Dit is de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. Ze coördineert over de hele wereld hulpacties om vluchtelingen te beschermen en oplossingen te zoeken voor de vluchtelingenproblematiek

79
Q

het urban heat island

A

Ook wel stedelijk hitte-eiland. Het wijs op de hogere temperaturen in een stedelijke omgeving. Die ontstaan omdat materialen zoals steen en beton opwarmen en die warmte erg traag weer uitstralen.

80
Q

de urban mining

A

Het recycleren van grondstoffen uit afval. Het speelt een belangrijke rol in de circulaire economie.

81
Q

de verharding

A

Verhard oppervlak. Kunstgras en kiezels worden ook beschouwd als verharding, omdat die het ecosysteem van de bodem verstoren.

82
Q

het vertrekland

A

Het land dat een persoon wilt verlaten

83
Q

de vluchteling

A

Persoon die zijn land verlaat uit vrees dat hij er niet gaat overleven.

84
Q

de voorstad

A

Een gemeente aan de rand van een grote stad die met die stad vergroeid is.

85
Q

het wetland

A

Of drasland. Laag gelegen land dat permanent of tijdelijk verzadigd is/wordt door opkomend water.

86
Q

het zakendistrict

A

De wijk in het centrum van de stad waar veel winkels en vooral kantoorgebouwen staan.