Fysica - 4 Druk Flashcards

1
Q

Van wat is het vervormde effect van de inwerkende kracht afhankelijk van? (2)

A
  • de grootte van de inwerkende kracht F
  • de grootte van de contactoppervlakte A.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de druk?

A
  • De verhouding van de kracht tot de contactoppervlakte.
  • (pressure)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe komt het dat de druk geen richting of zin heeft?

A

Omdat het een scalaire grootheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer neemt de druk toe? (2)

A
  • als de inwerkende kracht vergroot en/of
  • de contactoppervlakte verkleint
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

formule druk + eenheid

A

p = F/A

p = m.g/A

in N/m² OF Pa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer krijg je een druk van 1 pascal?

A

Als er op een oppervlakte van 1m² een kracht van 1 newton inwerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de wet van Pascal?

A

Een drukverandering die op een afgesloten hoeveelheid vloeistof of gas wordt uitgeoefend, wordt ongewijzigd doorgegeven in alle richtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer geldt de wet van Pascal?

A

Als er geen onderling wrijving tussen de vloeistof- of gasmoleculen is.
De vl of G moet dus in rust zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat heb je nodig om een drukverandering ongewijzigd door te geven in een vloeistof?

A

Een perfect afsluitbare zuiger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij een drukverandering op vloeistoffen verandert de massadichtheid van een vloeistof … .

A

niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij een drukverandering bij gassen verandert de massadichtheid van een gas … .

A

wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de vloeistofmoleculen bij elkaar?

A

De cohesiekrachten tussen dezelfde soort vloeistofmoleculen.
-> niet sterk genoeg om ze op een vaste plaats te houden (moleculen rollen over elkaar en drukken op elkaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er als je een kracht uitoefent op de oppervlakte van 1 vloeistofmolecule?

A

Dan duwt die direct op alle vloeistofmoleculen in zijn buurt.
De andere vloeistofmoleculen geven die druk op dezelfde manier door aan elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe groot zijn de cohesiekrachten tussen gasmoleculen?

A

heel klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er met de gasmoleculen als je een kracht uitoefent op de oppervlakte van 1 of meer gasmoleculen?

A

Dan zullen de gasmoleculen net onder de zuiger dichter bij elkaar worden geduwd. Ze botsen en duwen elkaar weg.

De gasmoleculen die net onder de zuiger zaten, verspreiden zich tussen de andere gasmoleculen.

De druk is overal evenveel toegenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor wat heb je een perfect afsluitbare zuiger nodig?

A

Om een drukverandering ongewijzigd door te geven in een vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij vloeistoffen beïnvloedt een drukverandering de massadichtheid niet. Bij gassen verandert de massadichtheid wel bij een drukverandering. Verklaar.

A

Bij gassen staan de moleculen verder uit elkaar waardoor ze makkelijker samendrukbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is HET hydraulisch of pneumatisch systeem?

A
  • belangrijke toepassing wet v Pascal
  • Door vloeistoffen en gassen onder druk te zetten, kun je krachten doorgeven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet het systeem da je hebt wanneer je krachten kunt doorgeven doordat je vloeistoffen en gassen onder druk zet?

A

Het hydraulisch of pneumatisch systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is EEN hydraulisch of pneumatisch systeem? 3

A
  • Een toestel dat een kleine kracht omzet naar een grotere kracht.
  • bestaat uit 2 cilinders met verschillende diameter
  • hydraulisch systeem bevat een vloeistof, meestal olie en een pneumatisch systeem is gevuld met gas, meestal lucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 3 toepassingen hebben we gezien bij een hydraulisch of pneumatisch systeem?

A
  • arbeider zet hydraulische lift in om een defecte lamp langs de snelweg te vervangen
  • een brug in een garage heft een auto omhoog
  • voorbereiding op de landing klapt het landingsgestel uit de onderkant van een vliegtuig. -> garandeert een zachte landing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De zuigers van een hydraulische pers zijn cilindervormig. De oppervlakte van de kleine zuiger bedraagt 5 cm² en die van de grote zuiger 500 cm².

Hoeveel keer wint men aan kracht?

A

100 keer, omdat de oppervlakte 100 keer groter wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe dieper in de vloeistof, hoe … lagen erboven en hoe … de druk

A

meer - groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de hydrostatische druk?

A

De druk die een stilstaande vloeistof uitoefent.

Bv de druk die een laag door zijn gewicht uitoefent op de opp van de laag eronder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe bepaal je de grootte van de hydrostatische druk?

A

Dan moet je een druksensor onder water dompelen. Op het moment dat de druksensor in water is ondergedompeld reset je hem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat voor grafiek is een p(h)-grafiek?

A
  • rechte door de oorsprong
  • hoe dieper je gaat, hoe hoger de druk in een stilstaande vloeistof
  • p (hPa) = y-as, h(cm) = x-as
27
Q

Wat is de verhouding van de hydrostatische druk met de diepte?

A

recht evenredig
-> p~h

28
Q

Wat is de verhouding van de hydrostatische druk met de massadichtheid?

A

recht evenredig
-> p~ρ

29
Q

Wat is de constante bij hydrostatische druk?

A

zwaarteveldsterkte - g

30
Q

formule en eenheid hydrostatische druk

A

p = h . ρ(vl) . g
in Pa

31
Q

Wat is de hydrostatische kracht?

A

De kracht die een stilstaande vloeistoffen uitoefent op de wanden van een vat of op de wanden van een ondergedompeld voorwerp.

32
Q

formule + eenheid hydrostatische kracht

A

F = h . ρ(vl) . g . A

in N(newton)

33
Q

Uit welke verschillende gassen bestaat de atmosfeer?

A

78% stikstofgas, 20% zuurstofgas en 2% andere gassen, waaronder ozon, koolstofdioxide en koolstofmonoxide

34
Q

Waar vind je de luchtmoleculen met de grootse massa?

A

Het dichtst bij de aarde

ρ = groter id buurt van het aardoppervalk

35
Q

Waar zit de helft van alle luchtmoleculen?

A

in de onderste luchtlaag

Hoe verder je je van de aarde verwijdert, hoe minde luchtmoleculen je per kubieke meter zult vinden

-> lucht wordt ijler

36
Q

Wat is de luchtdruk of atmosferische druk?

A

De druk die de luchtlaag uitoefent op het aardoppervlak en op elk voorwerp dat zich in die luchtlaag bevindt.

37
Q

Wat is de luchtdruk / atmosferische druk op zeeniveau?

A

p(atm) = 1,013 . 10(5) Pa

= standaard- of normdruk

38
Q

Wat is de absolute druk?

A

p(a) is een druk die gemeten is tov het luchtledige. De atmosferische druk is dus een absolute druk.

39
Q

Hoe krijg je druk in een ballon of fles?

A

Door dat het gas in een afgesloten volume zit en dus een druk uitoefent op de wanden.

40
Q

Wat voor druk is de gasdruk in een vat?

A

een botsingsdruk

-> gasmoleculen bewegen chaotisch door elkaar. De kleine cohesiekracht maakt hun bewegingsvrijheid groot. De druk ontstaat door de continue botsing van de moleculen tegen de wanden.
Bij de botsing is er nauwelijks verlies aan kinetische energie: het zijn elastische botsingen

41
Q

Wanneer is de druk van een gas in een afgesloten volume groot?

A

Als het vat veel moleculen bevat, die met een grote snelheid bewegen.

42
Q

Hoe meet je de gasdruk? In welke eenheid?

A

met een drukmeter of manometer in bar of millibar

43
Q

Hoeveel pascal is 1 bar?

A

1 bar = 1 . 10(5) Pa

44
Q

Wat is een barometer?

A

Een manometer die allen gebruikt wordt om de atmosferische druk te meten

45
Q

Hoe bereken je de absolute druk bij overdruk?

A

p(a) = p(atm) + overdruk

46
Q

Wanneer heb je overdruk en wat is het?

A

Dat is wanneer er meer druk dan de atmosferische druk heerst.
Er stroomt gas van het systeem met overdruk naar de atmosfeer.

47
Q

Wanneer heb je onderdruk en wat is het?

A

Dat is wanneer er minder druk dan de atmosferische druk heerst.
Er stroomt gas van de atmosfeer naar het systeem met onderdruk.

48
Q

Hoe bereken je de absolute druk bij onderdruk?

A

p(a) = p(atm) - onderdruk

49
Q

formule totaaldruk

A

p = p(atm) + ρ(vl) . h . g

50
Q

Op welke wet is het het systeem van dat als je een waterkraan opendraait er water uitstroomt gebaseerd?

A

op de wet van verbonden vaten of communicerende vaten

51
Q

Wat zijn verbonden vaten of communicerende vaten?

A

Die bestaan uit een reeks verbonden buizen.
Als je het systeem met 1 soort vloeistof vult en bovenaan niet afdekt, zal het vloeistofniveau in elke buis even hoog staan.

52
Q

Aan welke 3 voorwaarden moet voldaan zijn om te spreken van communicerende vaten?

A
  • geen te smalle buizen
  • overal vrij vloeistofoppervlak
  • de vloeistof moet in rust zijn
53
Q

Wat is de verhouding van de krachten zolang de vloeistof in rust is bij communicerende vaten?

A

even groot

54
Q

Welke formule past erbij de wet van verbonden vaten?

A

(p(atm) + ρ . g . h1) . A = (p(atm) + ρ . g . h2) . A

p(atm) . p(hydro ov) = p(atm) . p(hydro w)

pA = pB

55
Q

Wat is de archimedeskracht F(A)?

A

De opwaartse kracht die werkt op een voorwerp in een vloeistof of een gas.

56
Q

formule + eenheid archimedeskracht

A

F(A) = m(verpl vl) . g = F(G verpl vl) = ρ
(vl) . g . V(verpl vl)

F(A) = ρ(vl) . g . V(ond)

57
Q

formule volume bol

A

4/3 . pi . r³

58
Q

formule volume kubus

A

59
Q

formule volume balk

A

h . b . d

60
Q

formule volume cilinder

A

r² . pi . h

61
Q

Welke formule hoort er bij de wet van Pascal?

A

F1/A1 = F2/A2

62
Q

Wat is de massadichtheid van water?

A

1,00 . 10(3) kg/m³

63
Q

Hoeveel bedraagt de zwaarteveldsterkte?

A

9,81 N/kg

64
Q

2 rietjes zitten in 2 bekers. In de ene beker zit olie en in de andere water. In welke beker zal er het eerst een luchtbel ontstaan als je er in blaast?

A

in olie, omdat de hydrostatische druk lager is door de kleinere massadichtheid.