2C1 week 1 HC 6 & 9 Schouderaandoeningen Flashcards

1
Q

Wat is orthopedie?

A

Behandeling van aandoeningen van het steun- en bewegingsapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke typen orthopedische aandoeningen zijn er?

A
  • Acuut trauma
  • Chronisch trauma
  • Niet traumatisch
  • Botziekten
  • Deformiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van artrose?

A
  • Verlies gewrichtskraakbeen, ombouw subchondraal bot en synovitis
  • Gewrichtspijn, stijfheid en bewegingsbeperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn niet operatieve behandelingen voor artrose?

A

Voorlichting, aanpassen belasting, medicatie, schoenaanpassing en fysiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden standsafwijkingen benoemd?

A

Distaal t.o.v proximaal
- Valgus: van lichaamsas af (bijv X-benen)
- Valus: naar lichaamsas toe (bijv O-benen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn flexie en extensie?

A

Voorwaarts en achterwaarts bewegen in sagittale vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn anteflexie en retroflexie?

A

Flexie en extensie in de schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn abductie en adductie?

A

Van mediaanlijn af en naar mediaanlijn toe bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn exorotatie en endorotatie?

A

Naar buiten draaien (pronatie) en naar binnen draaien (supinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn dorsaalflexie en plantairflexie?

A

Tenen naar neus en tenen van lichaam af bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn inversie en eversie?

A

Naar binnen bewegen voet en naar buiten bewegen voet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke gewrichten bestaat het schoudergewricht?

A
  • Acromioclavulaire gewricht
  • Sternoclaviculair gewricht
  • Glenohumeraal gewricht
  • Scapulothoracaal gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke spieren zijn belangrijk voor abductie en exorotatie?

A
  • Abductie: m. supraspinatus
  • Exorotatie: m. infraspinatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke klachten hebben mensen met rotator cuff problemen?

A
  • Scherpe, stekende pijn
  • Functiebeperking: verlies ROM of kracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klinische testen kun je doen om een rotator cuff probleem aan te tonen?

A
  • Painful arc test
  • Internal rotation lag test
  • External rotation lag test
  • Drop arm test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de painful arc test?

A

Abductie beiden armen: pijn bij 60-120 graden

17
Q

Hoe werkt de internal rotation lag test?

A

Arm op rug en van lichaam af bewegen
- Maximale endorotatie m. subscapularis

18
Q

Hoe werkt de external rotation test?

A

Arm in 90 graden flexie en volledige externe rotatie
- Functie m. supraspinatus en m. infraspinatus

19
Q

Hoe werkt de drop arm test?

A

Arm horizontaal in de lucht houden en langzaam laten zakken
- Functie m. supraspinatus

20
Q

Hoe ziet het lichamelijk onderzoek van schouderaandoeningen eruit?

A
  • Inspectie
  • ROM/bewegings patroon
  • Kracht
  • Palpatie
  • Speciele testen
  • Apprehension/relocatie/schuiflade
21
Q

Welke testen kunnen schouderluxatie aantonen?

A
  • Apprehesion test: angst of pijn bij druk aan posterieure zijde (anterieure instabiliteit)
  • Relocatie test: opluchting bij kop naar voren duwen in liggende positie
  • Anterieure release test/suprise test: angst of pijn bij relocatietest met loslaten
22
Q

Wat is laxiteit?

A

Fysiologische, asymptomatische instabiliteit

23
Q

Wat zijn kenmerken van een schouderluxatie?

A
  • 1,7% van de bevolking
  • Piekincidentie 16,5 jaar
24
Q

Hoe wordt het schoudersgewricht gestabiliseerd?

A
  • Gewrichtcongruentie: glenoïd en labrum
  • Gewrichtsversie
  • Kapsel ligamentair
  • Rotator cuff
  • Bicepspees
  • Negatieve druk
25
Q

Welke typen instabiliteit zijn er?

A
  • TUBS: posttraumatische luxatie, unidirectioneel, 95% anterieur
  • AMBRI: geen trauma, geen letsel, bilateraal, inferior
26
Q

Wat zijn tekenen van multidirectionele instabiliteit?

A

Sulcus sign, schuiflade anterior & posterior en apprehension

27
Q

Wat is nodig voor lokale stabiliteit?

A

Propriocepsis en coördinatie

28
Q

Welke manieren van reponeren zijn er?

A
  • Chinese tractie: op buik liggen, bij anterieure luxatie
  • Klassieke manier van hippocrates: voet in okselplooi en aan arm trekken
  • Elegante manier van hippocrates: doek in okselplooi naar achter trekken, tweede persoon trekt aan arm
29
Q

Welke gevolgen kunnen er bij een luxatie optreden?

A
  • Aanhechting kapsel met labrum
  • Hill Sachs laesie: corticale depressie in humerus kop
  • Bankart laesie: labrum glenoidale (90-100% van anterieure luxaties)
30
Q

Hoe groot is de kans op reluxatie onder 21 jaar?

A

95-100%

31
Q

Hoe wordt een disfunctie van de rotator cuff behandeld?

A

Omgekeerde schouderprothese

32
Q

Wat is bijzonder aan reumahulpmiddelen?

A

Zijn gericht op het verminderen van pijn

33
Q

Op welke manieren kunnen reuma hulpmiddelen werken?

A
  • Geringe buiging: grote radius
  • Gering moment: langere werkarm
  • Verschuiving aangrijpingspunt
34
Q

Aan welke eisen moet een goede schoen voldoen?

A
  • Sluiting hoog op wreef
  • Stevige omsluiting hiel
  • Buigzame zool voor bal van voet
  • Geringe hakhoogte
  • Goed passing