2C1 week 1 HC 3 & 8 Anatomie schouder Flashcards

1
Q

Hoe kun je veilig opereren?

A
  • Via internervous plane
  • Voorkom zenuwschade en devascularisatie
  • Minimaal invasief
  • Kennis anatomie en anatomische variaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kun je anatomie bestuderen?

A
  • Klassiek: binnen naar buiten, buiten naar binnen
  • Probleemgestuurd
  • Conceptueel
  • Functioneel: vorm is functie, functie volgt vorm
  • Beeldend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een compartiment?

A

Ruimte afgesloten door een fascie
- Zenuw, arterie en 2 venen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een retinaculum?

A

Oppervlakkige uitlopers van de fascie
- Bijv lacertus fibrosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een aponeurose?

A

Door tractie verdikte fascie, nodig om krachten voort te geleiden naar een ledemaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een bursa?

A

Slijmbeurs / met vocht gevuld zakje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een meniscus?

A

Kraakbeen schijfje ontstaan door beweging
- Grotendeels (2/3) avasculair, voeding vanuit synovia
- Drukverdeling en verdeling synoviale vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke gewrichtsbehandelingen zijn er?

A
  • Atroscopie
  • Athroplastiek: kunstgewricht
  • Atrodese: verstijven
  • Atrolyse: losmaken
  • Atrocentese: gewrichtspunctie
  • Synovectomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke ossale behandelingen zijn er?

A
  • Osteotomie: doorsnijden/zagen
  • Osteosynthese: verbinden
  • Verlengen of inkorten
  • Resectie
  • Excochleatie: wegschrapen
  • Transplantatie
  • Nettoyage: schoonmaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke pees- en ligament behandelingen zijn er?

A
  • Pees: hechting, verlenging, nettoyage en vastzetten
  • Ligament: hechting, reinsertie, reconstructie, shrinking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke fascie en bursa behandelingen zijn er?

A
  • Fascie: fasciotomie (compartimentsyndroom), fasciectomie, fascieplastiek
  • Bursa: bursectomie, drainage, injectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke spier en zenuw behandelingen zijn er?

A
  • Spier: resectie
  • Zenuw: decompressie, transpositie, hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de sagittale as?

A
  • Pijl vanaf voorin erin, frontale vlak
  • Abductie en adductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de longitudinale as?

A
  • Pijl vanaf bovenin erin, transversale vlak
  • Endorotatie en exorotatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de transversale as?

A
  • Pijl vanaf zijkant erin, sagittale vlak
  • Retroflexie en anteflexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat de stabiliteit van de schouder?

A
  • Passief: botten, kapsels en banden (200 N)
  • Actief: spieren
17
Q

Waaruit bestaat de schoudergordel?

A

Clavicula, sternum en scapula (met acromion)

18
Q

Wat zijn propriosensoren?

A

Reksensoren die constant contact maken met spieren om te coordineren

19
Q

Welke spieren lopen van schouder naar arm?

A

Rotator cuff spieren:
- Craniaal: m.supraspinatus
- Dorsaal: m. infraspinatus en m. teres minor
- Ventraal: m. subscapularis
+ M.deltoideus

20
Q

Welke spieren lopen van romp naar schouders?

A
  • Dorsaal: m. levator scapulae, m. rhomboideus
  • Ventraal: m. pectoralis minor
21
Q

Welke spieren lopen van romp naar arm?

A
  • Dorsaal: m. latissimus dorsi
  • Ventraal: m. pectoralis major
22
Q

Welke spieren lopen van de romp naar de scapula?

A

M. trapezius en m. serratus anterior

23
Q

Hoe verloopt de innervatie van de arm?

A
  • Plexus brachialis
    -Radices: C5/6, C7, C8/Th1
  • Trunci: superior, medius, inferior
  • Fasciculi: lateralis, posterior, medialis
  • Perifere zenuwen
24
Q

Wat is een Erbse paralyse?

A

Hoge plexuslaesie: C5 en C6
- Waiters tip: flexie en pronatie

25
Q

Wat is een Klumpkes paralyse?

A

Lage plexuslaesie: C8 en Th1
- Klauwhand

26
Q

Wat zijn kenmerken van schouderluxatie?

A
  • Ventrocaudaal
  • Kans op letsel plexus brachialis
27
Q

Uit welke radici komen de perifere zenuwen?

A
  • n. Medianus: C6, C7 soms C5
  • n. Ulnaris:C8, Th 1 soms C7
  • n. Radialis: C5-C8
  • n. Musculocutaneus: C5-C7