14 - Primaire en secundaire hypertensie Flashcards

1
Q

Komt primaire of secundaire hypertensie vaker voor?

A

Primaire hypertensie (95%) komt vaker voor, dan secundaire hypertensie (5%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is vaak de oorzaak voor primaire hypertensie?

A

Een positieve familie-anamnese, het is echter multifactorieel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is vaak de oorzaak voor secundaire hypertensie?

A

In geval van secundaire hypertensie is er sprake van een duidelijke, onderliggende, behandelbare oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wil je weten bij iemand met een hoge bloeddruk?

A
  • Lichamelijke klachten
  • Leefstijl
  • Familie-anamnese
  • Lichamelijk onderzoek
  • Aanvullend onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer moet je als arts denken aan een secundaire oorzaak?

A
  • Jonge patiënten
  • Plots ontstaan of verergeren
  • Negatieve familie-anamnese
  • Hypertensieve crisis
  • Therapieresistentie
  • Afwijkingen lichamelijk onderzoek
  • Kenmerkende symptomatologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn oorzaken voor secundaire hypertensie?

A
  • Slaap-apneu
  • Dieët
  • Endocrien
  • (Reno)vasculair
  • Parenchymateuze nierziekten
  • Geneesmiddelen
  • Monogenetisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een behandeling voor slaap-apneu?

A
  • Leefregels -> gewichtsreductie, verminderen alcoholgebruik

- Interventie -> operatief of neusmasker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn oorzaken voor een endocrien probleem?

A
  • Primair hyperaldosteronisme
  • Feochromocytoom
  • Hypercortisolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van glycyrrhinizinic acid?

A

Het remt het enzym waardoor het cortisol op de mineraalcorticoïdreceptor kan gaan zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 3 oorzaken voor nierarteriestenose?

A
  1. Atherosclerose
  2. Fibromusculaire dysplasie
  3. Arteritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn 9 hypertensinogene factoren?

A
  • Laag geboortegewicht
  • Leeftijd
  • Obesitas
  • Insulineresistentie
  • Zoutinname
  • Overmatig alcoholgebruik
  • Stress
  • Lage kaliuminname
  • Etniciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg het proces van drophypertensieuit

A

Cortisol wordt geinactiveerd tot cortisone, zodat het niet aan de mineralocorticoïdreceptor kan binden. Glycerinezuur uit drop zorgt ervoor dat die inactivering van cortisol niet meer werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly