12 - Diep veneuze trombose Flashcards

1
Q

Welke 2 soorten trombose zijn er?

A
  • Proximaal

- Distaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is iets een diep veneuze trombose?

A

Als de trombose proximaal zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer zit een trombose proximaal?

A

Vanaf de v. poplitea omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een veneus tromboembolisch event ( VTE)?

A

Wanneer er een stukje van een stolsel losschiet en dit leidt tot een embolie. Deze embolie kan via de kleppen omhoog worden vervoerd richting bijvoorbeeld het rechter atrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe staat trombose bij neonaten?

A

Doordat zij een infuus krijgen. Ze hebben kleine aderen en hier moet een plastic infuus in, waardoor het lumen zo verstopt is dat er een trombose ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 sterkste risicofactoren van trombose?

A
  • Kanker
  • Immobilisatie
  • Trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is stase en wanneer ontstaat het?

A

Dat het bloed niet stromen, het ontstaat bij immobilisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is hypercoagubiliteit en wanneer ontstaat het?

A

Dat het bloed zelf stolbaar is, het ontstaat door de pil, bij zwangerschap en kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke hemostase is verantwoordelijk voor de vorming van fibrine?

A

De secundaire hemostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke afwijkingen van trombiliefactoren komen het minst voor?

A
  • Antitrombine defficiëntie
  • Proteïne C defficiëntie
  • Porteïne S defficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn symptomen van DVT?

A
  • Pijn
  • Zwelling
  • Roodheid
  • Warm
  • Glanzend
  • Subfebriele temperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 3 mogelijke onderzoeken bij verdenking van een trombosebeen?

A
  • Compressie ultrasonografie (CUS)
  • Klinische kansschatting
  • D-dimeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de volgorde van diagnostiek van DVT?

A
  1. Inschatting klinische waarschijnlijkheid.
  2. Bepaling D-dimeer.
  3. Echografie van het been.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn late complicaties van veneuze trombose?

A
  • Recidief trombose
  • Post-trombotisch syndroom
  • Veneuze ulcus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly