13 - Ritme- en geleidingsstoornissen 1 Flashcards

1
Q

Wat zie je op het ECG?

A

De weergave van de spieractivatie, maar niet het geleidingssysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 4 manieren om een hartritmestoornis aan het licht te brengen als een patiënt klaagt over palpitaties?

A
  1. Elektrocardiogram
  2. Fietsergometrie
  3. 24 uurs ambulante ritme monitoring
  4. Event recorder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt er gekozen voor een fietsergometrie?

A

Wanneer ischemie wordt verdacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer wordt er gekozen voor een event recorder?

A

Als de klachten van de patiënt zich niet elke dag vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een overslag?

A

Een overslag is een slag die uit een andere plek in het hart komt (niet uit de sinus-knoop) en net iets te vroeg valt, waardoor er een onregelmatigheid in het ritme ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn 3 mechanismen voor ritmestoornissen?

A
  1. Accelerated automaticity
  2. Triggered activity
  3. Re-entry
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het gevolg van accelerated automaticity?

A

Het lichaam verandert de depolarisatiedrempel of -snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de oorzaak van triggered activity?

A

De depolarisatie van de normale slag leidt tot een variatie in de Ca, K, Na-influx, waardoor er een nieuwe depolarisatie ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontstaat er bij triggered activity?

A

Tachycardieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zit het fenomeen van triggered activity?

A

Achter de premature atriale en premature ventriculaire slagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de oorzaak van re-entry?

A

Wanneer een been door de prikkel wordt gebruikt om naar beneden te reizen en de andere om terug omhoog te reizen. De depolarisatiegolf blijft dan rondgaan en dit gaat sneller dan de depolarisatie van de sinusknoop en gaat dus de hartslag bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is syncope?

A

Syncope is verlies van bewustzijn door inadequate cerebrale doorbloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 3 voorbeelden van syncope.

A
  • Carotid sinus syndrome
  • Vasovagal syncope syndrome
  • POTS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de definitie van bradycardia?

A

Een hartslag van <60 slagen per minuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de nummer 1 oorzaak van bradycardia?

A

Bètablokkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de behandeling van sinusbradycardia?

A
  • Pacemaker

- Atropine

17
Q

Wat is er aan hand bij sinus-arrest?

A

De sinusknoop stopt even met het aanmaken van de prikkel en je hebt dus even een pauze in de hartslag zonder dat je in de P-top zit.

18
Q

Welk verschil is tussen het ECG van een sinus-arrest en sinus node exit block te zien?

A

Bij een sinus arrest is er een kleine pauze tussen het ventriculaire ritme en het P-P interval, bij een sinus node exit block volgen deze elkaar op.

19
Q

Wat is er aan de hand bij een sinus node exit block?

A

De sinus-knoop maakt de prikkel wel aan, maar hij maakt de overgang naar de boezem niet.

20
Q

Wat is er aan de hand bij een 1st degree AV-block?

A

De AV-knoop doet er langer over om de prikkel van boezem naar kamer te krijgen.

21
Q

Wat is een kenmerk van een 1st degree AV-block op het ECG?

A

De PR-tijd komt boven de 200 ms uit.

22
Q

Wat is er aan de hand bij een 2nd degree AV-block?

A

Er is af en toe 1 P-top die niet wordt gevolgd door een QRS-complex.

23
Q

Wat is kenmerkend voor een type 1 (2nd degree AV-block)?

A

Er is verlenging van het PR-interval voordat er een slag uitvalt?

24
Q

Wat is kenmerkend voor een type 2 (2nd degree AV-block)?

A

De PR-interval verlengt niet van tevoren.

25
Q

Wat is het verschil tussen een type 1 en 2 (2nd degree AV-block)?

A

Bij een type 1 is de uitval langer, omdat er een verlenging is tussen het PR-interval. Dit is bij een type 2 niet het geval, dus de uitval is korter.

26
Q

Wat is er aan de hand bij een 3rd degree AV-block?

A

Er is geen geleiding meer mogelijk van de boezem naar de kamer en je hebt dus onafhankelijk van elkaar P-toppen en QRS-complexen.

27
Q

Wat is er aan de hand bij een junctioneel ritme?

A

De sinusknoop doet het niet meer goed, dus de AV-knoop neemt het over.

28
Q

Wat is kenmerkend bij een junctioneel ritme?

A

De P-toppen zijn afwezig, maar soms zie je ze achter het QRS-complex vallen.

29
Q

Wat is er aan de hand bij een ventriculair ritme?

A

Als de sinusknoop het niet doet en de AV-knoop het niet overneemt, gaat het purkinjeweefsel de hartslag aanmaken.

30
Q

Wat is kenmerkend bij een ventriculair ritme?

A
  • De hartslag is 40-60 per minuut.

- Je krijgt brede complexen die buiten het geleidingssysteem om de kamer activeren.