ZO week 5 Flashcards

1
Q

wat zijn de kenmerken van familaire hypercholesterolemie?

A
  • plasma cholesterol > 8 mmol/L
  • geen effect op cholesterolverlagend dieet
  • geen secundaire oorzaken van hypercholesterolemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benoem de risicofactoren en risico-indicatoren van HVZ

A

risicofactoren:
- hypertensie
- leeftijd
- roken
- obesitas

indicator:
- al eerder HVZ
- chronische nierinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het onderscheid tussen primaire en secundaire preventie van HVZ?

A

primair: de ziekte voorkomen door antihypertensium en statine
secundair: Dit zijn per definitie hoogrisicopatiënten waarbij afhankelijk van de doorgemaakte hart-vaatziekte medicamenteuze behandeling (statine, acetylsalicylzuur, ACE-remmer, bètablokker en/of dipyridamol) altijd geïndiceerd is. (verhoogde kans en wil je voorkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe bepaal je het cadriovasculaire risico van een individu?

A

er is een tabel op basis van roken, leeftijd, bloeddruk en totale cholesterol ratio om te zien hoe groot dan de kans is op HVZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het risico-verhogend effect op HVZ van diabetes mellitus en chronische inflammatoire reumatische aandoeningen?

A
  • geglycolyseerde hemoglobine komt voor bij diabetici en geeft een verhoogd risico op HVZ
  • Chronische inflammatie. Ontstekingsprocessen bevorderen het ontstaan van atherosclerose. Atherosclerose is ook een chronisch ontstekingsproces in de vaatwand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is diabetes mellitus type 1?

A

insuline afhankelijk
het lichaam maakt onvoldoende/geen insuline aan door vernietiging van beta cellen

jonge leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is diabetes mellitus type 2?

A

niet insuline afhankelijk
insuline-receptoren zijn ongevoelig voor insuline

vooral oud maar kan ook jong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke diabetische complicaties bestaan er?

A

Retinopathie, nefropathie, neuropathie, microvasculaire en macrovasculaire complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzaken type 1:

A

erfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorzaken type 2:

A

overgewicht, te weinig bewegen, erfelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn symptomen van type 1?

A

afvallen, honger, misselijk, wazig zien en beroerd voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn symptomen van type 2?

A

slecht genezende wondjes, kortademig, pijn in de benen bij het lopen, last van ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke behandelingen voor perifeer stenoserend vaatlijden ken je

A
  • PTA (percutane transluminale angioplastiek) (=dotteren) eventueel aangevuld met een stentplaatsing.
  • Bypass chirurgie of locale desobstructie
  • Amputatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly