VO week 3 Flashcards

1
Q

wat is de dichtheid van bloed?

A

1055 kg/m3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de dichtheid van kwik?

A

13600 kg/m3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de dichtheid van water?

A

1000 kg/m3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ga je van mmHg naar cmH2O?

A
  • mmHg kan je omzetten naar m door te delen door 1000
  • de wet van pascal gelijk aan elkaar stellen
  • g wegstrepen en rho invullen met de dichtheden
  • h is de druk die je hebt gemeten in m
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe groot is de gemiddelde druk in de arterien en in de venen?

A

arterien = 95-100 mmHg
venen = 5-10 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de dichtheid van lucht?

A

1,293 kg/m3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de eenheid binnen de cardiologie voor de hartslagfrequentie?

A

BPM (beats per minute)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de pulsdruk?

A

pulsdruk = p, systolisch - p, diastolisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kan je een pulsdruk meten in de venen?

A

nee want door de capillairen is dit te veel afgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Part.gem - pven.gem en ps – pd beschrijven beide drukverschillen. Geef aan wat het essentiële verschil is tussen beide waarden.

A

Part.gem - pven.gem geeft een gemiddelde tussen twee plekken en zegt zowel iets over de arteriële druk als de veneuze bloeddruk

ps-pd zegt iets over 1 punt en meet alleen de arteriële druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de juiste SI eenheid voor hoogte, volume, flow, druk, dichtheid en compliantie?

A

h = m
V = m3
F = m3/s
p = Pa
rho = kg/m3
C = m3/Pa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe meet de gemiddelde arteriële druk?

A

(2x p, dias + p, sys)/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waardoor wordt de pulsdruk bepaald?

A

door de aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de hydrostatische druk?

A

de druk van een stilstaande vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is compliantie?

A

de rekbaarheid van een vat deze is afhankelijk van slagvolume en pulsdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar hangt de pulsdruk vanaf?

A

compliantie van de aorta en ps-pd

17
Q

wat is belangrijk bij het meten van hydrostatische druk?

A

de hoogte moet gelijk zijn van het drukmeetpunt en de druktransducer

18
Q

is de druk hoger in je voeten of in je hoofd als staat?

A

in je voeten want daar is veel meer hydrostatische druk van bloed

19
Q

waarom wordt de hoogte bepaalt in wet van Pascal?

A

hoogte wordt bepaalt door de afstand vanaf het meetpunt. als bloeddruk meet bij de arm is h=0 en bij je voeten is h=120 cm

20
Q

is de druk hoger in je voeten of hoofd als je ligt?

A

alles gelijk want h = 0

21
Q

wanneer is er aderverkalking?

A

zelfde pulsdruk maar verhoogde druk bv. 150/110

22
Q

wat is er aan de hand als de pulsdruk verandert?

A

compliantie is verhoogd
140/80

23
Q

wat is een gezonde bloeddruk?

A

120/80 mmHg