ZO week 2 Flashcards

1
Q

wat houdt de pA2 waarde in?

A

Dit is de negatieve logaritme van die concentratie antagonist waarbij twee keer zoveel agonist nodig is om hetzelfde effect te verkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het verschil tussen een competitief en non-competitief antagonist?

A

competitief als: als maar genoeg agonist wordt gegeven kan deze de antagonist van de receptor verdringen en toch een effect veroorzaken.
Non-competitieve antagonist veroorzaakt vooral inzakken van het maximum. hij vecht niet voor de plek met de agonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat veroorzaken histamine en serotonine?

A

bronchoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een synaps?

A

een plek waar 2 neuronen met elkaar communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de 3 belangrijkste onderdelen van het intrinsieke geleidingssysteem van het hart?

A
  1. SA knoop
  2. AV knoop
  3. bundel van His
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn pacemakercellen?

A

cellen die spontaan in een bepaald ritme vuren. ze zijn gelegen in de SA en AV knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn ectopische pacemakercellen?

A

cel of groepje cellen gaat in eigen ritme vuren en neemt de oorspronkelijke pacemakers over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarop is de innervatie in het hart gericht?

A

SA knoop = bepaald frequentie van het hart
AV knoop = geleidingssnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is het effect van de parasympathicus of sympathicus in het hart sneller?

A

parasympatische vezels met acetylcholine als transmitter op muscarine receptor zijn veel sneller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar bevinden de volgende onderdelen van het hart zich:
1. pre/postganglionaire sympatische vezels
2. pre/postganglionaire parasympatische vezels

A
  1. pre sym: in de zijhoorn van het ruggenmer T1-T6
  2. post symp: in de sympatische grensstreng (cervicaal en hoog thoracaal)
  3. post para: in ganglia vlakbij hart (bij SA en AV knoop)
  4. pre para: in de hersenstam (dorsale motorische vagus kern)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welk type vezels bevinden zich in de plexus cardiacus?

A

ligt in de binnenbocht van arcus aortae
- post symp
- pre para
- viscero sensibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar wordt viscero sensibele informatie van het hart verwerkt?

A

gaat via de nervus vagus naar nucleus tractus solitarius die zich in de hersenstam bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat houdt de viscero sensibele informatie van het hart in?

A

hartfrequentie, bloeddruk, vullingsgraad etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is referred pain?

A

pijn in het hart kan gevoeld worden in bepaalde gebieden van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het mechanisme van referred pain?

A

pijnvezels van de huid en hart sluiten aan op dezelfde spinale neuronen. deze zijn hoger gelegen en kunnen geen onderscheid maken tussen hart en huid en vandaar dat je pijn in bv. je schouder krijgt. ze kunnen geen onderscheid maken omdat bijna alle pijn van de huid komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar bevinden de parasympatische vezels zich?

A

alles gaat direct naar de hersenstam
en het urogenitale stelsel gaat via het ruggenmergsegment S2-4 omhoog

17
Q

waar bevinden de sympatische vezels zich?

A

in de ruggenmerg segmenten T1-L3
thoracaal stuurt alles aan behalve urogenitale stelsel
L1-3 stuurt urogenitale stelsel aan

18
Q

waaruit wordt de ademhaling geregeld?

A

nucleus phrenicus in segment C4/5

19
Q

wat innerveert kippenvel?

A

gladde spieren in de haarzakjes contraheren wat wordt geïnnerveerd door de sympathicus

20
Q

door welk systeem wordt zweetsecretie aangestuurd?

A

sympatische systeem

21
Q

wat voor informatie bevat de ventrale en dorsale radix?

A

ventraal = alleen motorisch
dorsaal = alleen sensibel

22
Q

wat zijn de links/rechts verschillen bij de autonome innervatie van het hart?

A

sympatisch:
- rechts heeft meer invloed op de hartfrequentie
- links heeft meer invloed op de contractiliteit
parasympatisch:
- rechts heeft een sterkere remmende werking op de SA knoop
- links heeft een sterkere remmende werking op de AV knoop

23
Q

wat zijn congestieve hartfalen?

A

een aandoening waarbij het hart niet meer in staat is om voldoende bloed uit te pompen om aan de behoeften van de weefsels te voldoen

24
Q

met welk medicijn kan je congestief hartfalen helpen?

A

betablokkers

25
Q

wat zijn 4 fases van de hartcyclus en welke kleppen zorgen hiervoor?

A
  1. vullingsfase = mitralis klep open, aorta klep dicht
  2. isovolumetrische contractie = beide kleppen dicht
  3. uitstroom fase = aorta klep open en mitralis dicht
  4. isovolumetrische relaxatie = beide kleppen dicht
26
Q

waar staat de afkorting PA voor?

A

pulmonary artery

27
Q

wat zijn de 4 harttonen en wat veroorzaakt de harttoon?

A

S1: sluiten van de mitralis en tricuspidalis klep
S2: sluiten van de aorta en pulmonalis klep
S3: door snelle vullingsfase (hoor je vaak bij kinderen alleen)
S4: contractie atria (deze hoor je alleen bij zieke mensen)

28
Q

hoe zit het verloop eruit bij aorta/pulmonalis vernauwing?

A

het lijntje van de ventrikel druk wordt hoger de rest gelijk

29
Q

hoe ziet het eruit als de atrioventriculaire kleppen lekken?

A

het lijntje van de boezem druk gaat omhoog

30
Q

waarom hebben artsen te maken met ‘selectie van patiënten’ ?

A

ze kunnen niet iedereen tegelijk helpen ze maken een selectie op basis van urgentie en kans op succes

31
Q

waarom is selectie van patiënten een ethisch dilemma?

A

de vraag is of ze die voorrang wel mogen geven. dit komt in het geding met het recht op rechtvaardigheid

32
Q

hoe vindt de selectie op macro (beleid) niveau plaats en waarom moeten zij kennis hebben van ethiek?

A

het beleid zal vooral kijken naar QALY (= gezondheidswinst) hierdoor wordt niet gekeken naar de kwaliteit van leven. ze kijken te oppervlakkig