HC.2: diagnostiek van perifeer vaatlijden Flashcards

1
Q

wat zijn risicofactoren op atherosclerose?

A
  • hypertensie
  • hyperlipidemie
  • roken
  • diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn etalagebenen?

A

krijgen ischemie in de kuitspier tijdens het lopen. dan stoppen ze met lopen om de lactaat eruit te laten (lijkt het net of ze stilstaan om te kijken naar de etalage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is pulsatie onderzoek?

A

kijken of je de kloppingen nog voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is souffle?

A

geruis wat je hoort met stetoscoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe kun je depending rubor testen?

A

patient laten liggen en dan voet optillen om te kijken of die witter wordt (=blanching) en dan naast het bed laten hangen en kijken of het been rood wordt en dat is depending rubor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke klachten passen bij neurogene claudicatie?

A

klachten in 2 benen en rugklachten erbij en pijn om te staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kenmerken van perifeer arterieel vaatlijden?

A

krampen en vermoeidheid in bil, dijbeen of kuit bij inspanning neemt het toe en bij rust nemen de klachten snel af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat houdt de enkel-arm-index in?

A

je meet de druk in de arm en de enkel deze moet gelijk aan elkaar zijn. je doet de systolische druk in de enkel/arm als deze 1 is dan is die normaal. lager dan 0,9 is een afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar kijk je naar met echo-duplex?

A

bloedvat meten je kijkt naar vernauwingen of zelfs occlusies

dit is niet-invasief en veilig maar het is lastig te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarvoor gebruik je een CT?

A

voordeel: je weet waarschijnlijk wat die persoon heeft
nadeel: röntgenstraling, calcificaties en contrastmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanneer gebruik je een MRI?

A

voordeel: geen röntgen
nadeel: moeilijk te interpreteren als er al een behandeling als een sten is gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer gebruik je een angiogram?

A

voordeel: je kan gelijk behandelen
nadeel: invasief, radiatie en contrastmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de fontaine classificaties?

A
  1. geen klachten
  2. claudicatio intermittens = etalagebenen
  3. rust- en/of nachtpijn: Typisch aan nachtpijn dan slaap in een stoel of hang je voeten uit bed
  4. gangreen: wondjes die niet genezen; een ernstige aandoening waarbij lichaamsweefsel afsterft en eventueel gaat rotten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly