ZO 1.1 Bloedvaten en microcirculatie Flashcards

1
Q

Wat is de microcirculatie?

A

Vanaf het niveau van de kleinere arteriën, de arteriolen, de capillairen en venulen. Ook wel perifeer vaatstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de macrocirculatie?

A

Grote arteriën en venen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt de bloeddruk in belangrijke mate gehandhaafd?

A

De bloeddruk wordt in belangrijke mate gehandhaafd door de weerstand van het perifere vaatstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een belangrijke functie van de microcirculatie en hoe wordt dit gehandhaafd?

A

Een belangrijke functie van de (micro)circulatie is de hoeveelheid vocht in de weefsels reguleren. Dit gebeurt door een evenwicht te bewerkstelligen tussen de hoeveelheid vocht die uittreedt uit de capillairen en de afvloed daarvan door reabsorptie en lymfe-drainage. Een intacte bekleding van vaten door functioneel actieve endotheelcellen is hiervoor noodzakelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een andere functie van de microcirculatie?

A

Een andere functie van de microcirculatie is de rol bij het handhaven van de tensie. De vaattonus van de arteriolen speelt hierbij een belangrijke rol. Daarnaast wordt de tensie beïnvloed door het slagvolume van het hart en het circulerend bloedvolume.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvan is het circulerend bloedvolume afhankelijk?

A

Het circulerend bloedvolume is afhankelijk van de vloeistof balans, die hormonaal gereguleerd wordt, en waarbij de nieren een belangrijke rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door wat wordt de vaattonus van de arteriolen beïnvloed?

A

Daarnaast wordt de vaattonus van de arteriolen zowel beïnvloed door hormonen als door het perifere zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer komen er afwijkingen in de vaatwanden voor?

A
  • Een veel voorkomende stofwisselingsziekte zoals diabetes mellitus gaat in de regel gepaard met ernstige veranderingen van de vaatwand-opbouw van arteriolen.
  • Ook bij veroudering ziet men frequent deze afwijkingen optreden in de arteriolaire vaatwanden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de opbouw van een hartklep?

A

Centraal losmazig bindweefsel (met daarin ook spiervezels), aan weerszijden een laag bindweefsel met vezels (ventriculaire kant, collageen en atriale kant, elastine), bekleding endotheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar komen bij vena cava gladde spiervezels voor?

A

In de tunica adventitia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Openingen tussen het endotheel in de capillairen noem je?

A

Fenestraties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kun je zeggen over de lamina elastica interna en externa bij een arteriole?

A

Lamina elastica interna is nauwelijks zichtbaar en de lamina elastica externa is afwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het Liddle-syndroom?

A

Het Liddle-syndroom is een zeldzame, erfelijke vorm van een hoge bloeddruk (hypertensie) die al in de kindertijd start.Verhoogde zout (Natrium) terugresorptie in niertubuli door genmutatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee vormen van arteriosclerose van de arteriolen worden onderscheiden?

A

Hyalinisatie: insudatie van glycoproteinen in de wand; atherosclerose: ophoping van cholesterol en macrofagen in de wand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar hebben mensen met arteriosclerose last van?

A

Hebben een mediacontractie met een verminderd effect op de diameter van het lumen (onomkeerbaar). Arteriosclerose treedt op bij langdurige hypertensie en heeft alleen gevolgen voor de arteriolen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke bloedvaten worden er bij diabetes mellitus aangedaan?

A

Arteriën, arteriolen en capillairen.

17
Q

Wat betekent angiopathie?

A

Ziekte van de bloed- of lymfevaten.

18
Q

Wat is er bij diabetische microangiopathie?

A

Er is een diffuse verdikking van het basale membraan en zijn de capillairen meer doorlatend voor plasma eiwitten.

19
Q

Waarom kunnen venulen en capillairen niet worden beïnvloed door het zenuwstelsel of hormonen?

A

Omdat deze geen spierlaag hebben.

20
Q

Wat is het Goldblatt fenomeen?

A

Het verschijnsel waarbij de nieren sterk verschillen in grootte.

21
Q

Waardoor wordt het Goldblatt fenomeen veroorzaakt?

A

Door een stenose (vernauwing) van een a. renalis. Er treedt atrofie op bij de nier waar de a. renalis is afgesloten. De contralaterale nier toont compensatoire vergroting (hyperplasie) en hierdoor is deze nier groter. De kleine nier, heeft een verhoogde productie van renine (hormonale regulatie), waardoor er hypertensie ontstaat. Als gevolg van langdurige hypertensie gaat het hart hypertrofie vertonen.

22
Q

Waar leidt de hypertensie in de andere nier bij het Goldblatt fenomeen tot?

A

Arteriosclerose en arteriolosclecrose, waardoor de renine productie nog meer stijgt.