HC 4.4 Inleiding Hemostase Flashcards
Wat is er belangrijk bij hemostase?
- Lokaal: alleen op plek van schade
- Tijdsbepalend: onmiddellijk response na schade
- Gebalanceerd: voldoende maar niet excessief
Wat heb je nodig voor hemostase?
- Endotheelcellen
- Bloedplaatjes
- Von Willebrand factoren
- Stollingsfactoren
- Fibrinolytische factoren
Hoe kun je de dingen die je nodig hebt voor bloedstolling verdelen in groepen?
- Bloed componenten (eiwitten en cellen)
- Bloedflow
- Vaatwand (endotheel)
Wat zijn endotheelcellen?
Endotheelcellen zijn semi-permeabel en anti-coagulant (ze moeten anti-stolling zijn)
Wat zijn twee belangrijke componenten van primaire hemostase?
Von Willebrand factoren (VWF) en de bloedplaatjes.
Wat gebeurt er bij vaatwandschade?
Bloedverlies uit een beschadigd bloedvat. Collageen is exposed
Er komt vasoconstrictie, bloedvat wordt smaller.
Wat doen de endotheelcellen bij vaatwandschade?
Uit de endotheelcellen komt de Von Willebrand factor vrij. Von Willebrand factor zijn plakkerige draden.
Waar is de VWF opgeslagen?
De Von Willebrand factor is opgeslagen in Weibel-Palade bodies. Bij vaatwandschade releasen de Weibel-Palade bodies de Von Willebrand factoren.
Wat is de ziekte van Von Willebrand?
De meest voorkomende bloedingsziekte. Deze ziekte is autosomaal gebonden. De ziekte van Von Willebrand leidt tot een tekort van VWF. Symptomen zijn: slijmvliesbloedingen, blauwe plekken, neusbloedingen, menorragie, tandvleesbloedingen en hematomen.
Wat is de functie van DDAVP?
DDAVP zorgt ervoor dat VWF vrijkomt uit de Weibel-Palade bodies.
Welke types van de ziekte van Von Willebrand zijn er?
Type 1: verminderd VWF
Type 2: niet goed werkend VWF
Type 3: geen VWF
Wat zijn de behandelingen van de ziekte van Von Willebrand?
- VWF/FVIII concentraat (intraveneus)
- DDAVP (intraveneus / intranasaal)
- Tranexaminezuur (remt de fibrinolyse)
Wat doen de bloedplaatjes bij vaatwandbeschadiging?
De bloedplaatjes gaan plakken aan de VWF draden.
Wat voor receptoren hebben de bloedplaatjes?
Bloedplaatjes hebben collageen receptoren en VWF receptoren. En fibrinogeen receptoren (speelt een rol bij de secundaire hemostase). Ook thrombine-, ADP-, Epinephrine- en TxA2 receptoren (spelen een rol bij de activatie van het bloedplaatje).
Wat zijn NSAID’s en clopidogrel en hoe doen ze dat?
Het zijn bloedplaatjesremmers. NSAID’s en clopidogrel, interfereren met de ADP receptor.
Wat vormen de bloedplaatjes?
Bloedplaatjes maken een AAA cascade.
Adhesie, Activatie, Aggregatie (aan elkaar plakken)
–> Vormen bloedplaatjes plug
Waar worden de meeste stollingsfactoren gemaakt?
In de lever.
Waar begint de secundaire hemostase?
Begint met de tissue factor.
Wat is er belangrijk bij secundaire hemostase?
Belangrijk bij de secundaire hemostase is dat er voldoende fibrine wordt gevormd zodat er voldoende fibrine draden zijn en de plaatjesplug kan worden gestabiliseerd.
Waarom speelt Vitamine K een grote rol bij de stolling?
Er zijn verschillende stollingsfactoren die vitamine K nodig hebben om zelf te activeren.
Wat doet een vitamine K antagonist?
Door een vitamine K antagonist te geven rem je de stolling.
Waar bevindt de tissue factor zich?
In het subendotheel.
Wat gebeurt er als het bloed in contact komt met de tissue factor (TF)?
Dan wordt VII uit de bloedbaan omgezet in VIIa.
Waar zorgt de TF samen met VIIa voor?
Zorgen ervoor dat factor X wordt geactiveerd (Xa). Xa zorgt samen met Va voor de activatie van thrombine. Actief thrombine zorgt voor de aanmaak van fibrine.