HC 1.8 Medische geschiedenis: het lichaam in balans Flashcards

1
Q

Uit welk jaar stamt de term milieu interieur?

A

Uit 1849.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie was Claude Bernard?

A

Was in de 19de eeuw de grondlegger van de experimentele geneeskunde en heeft dit begrip bedacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke verandering ging de geneeskunde door in de 19de eeuw en wat stond daarbij centraal?

A

Het ging van alfa naar bèta vak. Hier stond de studie van de functie van levende organismen centraal –> fysiologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is fysiologie?

A

Een studie van levensprocessen, gezondheid staat tegenover ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het centrale idee/uitgangspunt van Bernard?

A

Het idee van een constant milieu interieur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer kwam de term homeostase en door wie is het bedacht?

A

Term komt uit 1926 en is bedacht door Walter B. Cannon. Hij borduurde voort op de ideeën van Bernard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent homeostase?

A

Het vermogen van meercellige organismen om het interne milieu in evenwicht te houden ondanks veranderingen in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was homeostase voor het medisch nadenken?

A

Schakelpunt in het medisch nadenken over de gezondheid. Enerzijds bouwt het idee van balans voort op de klassieke medische traditie, maar deels is er een breuk en dit legde de basis voor de moderne westerse biomedische traditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt onder de klassieke traditie?

A

Klassieke humorenleer en vitalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie is Hippocrates van Kos?

A

Bestond van 460-370 voor Chr. en het was waarschijnlijk niet één iemand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar is Hippocrates bekend van?

A

De Eed van Hippocrates.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk ethisch principe stamt uit de tijd van Hippocrates?

A

Het principe van niet schaden stamt al uit zijn tijd, want hij was van de ‘gentle medicine’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt vis medicatrix naturae in?

A

Hippocrates ging er vanuit dat de natuur een zelfhelende kracht had: de vis medicatrix naturae. De arts moet met de natuur meebewegen en met de levenskracht meewerken (vitalisme).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom was Hippocrates de grondlegger van de Westerse geneeskunst en wat vloeide hieruit voort?

A

Omdat hij in zijn werken als eerst zocht naar natuurlijk oorzaken van ziektes en niet als een straf van de goden. Observatie was hierin van groot belang. Hieruit vloeide de humoraalpathologie voort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is humoraalpathologie?

A

Is de leer van de 4 lichaamsvochten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werd gezondheid gezien in de tijd van Hippocrates?

A

Als de balans van de humoren en sterke levenskrachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een kenmerk van de humorenleer?

A

Het is holistisch: alles hangt met elkaar samen. Er is een verband tussen de 4 lichaamsvochten, de 4 elementen, jaargetijden en de kwaliteiten. Maar ook karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de leer van de temperamenten?

A

o Heetbloedig (bloed)
o Cholerisch (gele gal)
o Melancholiek (zwartgallig)
o Flegmatiek (slijm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wie was Galenus van Pergamon?

A

Was de medische autoriteit tot aan de Renaissance, waardoor de humorenleer lang voort werd gezet en het wijdverspreid raakte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat was er erg belangrijk bij de studie geneeskunde rond de tijd van Galenus van Pergamon?

A

Boekenkennis

21
Q

Wat was er belangrijk in de tijd van Galenus?

A

Het belang van observaties bleef bestaan, ervaringen van eeuwen werden meegenomen.

22
Q

Wat deed Galenus?

A
  • Deed experimenten, maar alleen dierproeven waren mogelijk.
  • Hij werkte de levenskrachten/vitalisme verder uit. (dit paste bij het centrale dogma van de middeleeuwen, hij was zelf niet gelovig maar sloot zich wel aan bij de christelijke ideeën van de ziel)
23
Q

Wat zei Galenus over bloed?

A

Bloed wordt gegenereerd in de lever en moet verrijkt worden met 3 verschillende levenskrachten (vitalisme), namelijk de lever, hart en hersenen. Al deze levenskrachten droegen de zelfhelende kracht van de natuur.

24
Q

Wat waren vormen van behandelingen die passen bij het zien van gezondheid als balans/evenwicht?

A
  • Om de balans tussen de lichaamsvochten te herstellen kregen mensen een dieet.
  • Aderlaten tegen bloedrijkdom, zodat de balans weer terugkeerde.
  • Nog steeds werd de vis medicatrix naturae ondersteund met ‘gentle medicine’.
25
Q

Wat zijn de invloeden op de lichaamstoestand volgens de humoraal-pathologie?

A
  1. Res naturales: natuurlijke zaken, zoals lichaamsvochten., elementen, lichaamsfuncties, etc.
  2. Res contra-naturales: tegennatuurlijke zaken, zoals pathologische afwijkende verschijnselen.
  3. Res non-naturales: onnatuurlijke zaken, zoals lucht, beweging, uitscheiding, slaap, eten en gemoedsaandoeningen. Dit was het aangrijpingspunt om de gezondheid te bevorderen.
26
Q

Door wat wordt gezondheid beïnvloedt?

A

Door culturele en morele betekenissen en economische belangen.

27
Q

Wat is de airs, waters, places-traditie?

A
  • Gaat om de wisselwerking met de omgeving.
  • Nadruk op het lichaam is altijd te begrijpen in een situatie, want het lichaam is altijd in een dynamische interactie met de omgeving. Dit levert balans/disbalans op.
  • Medici hadden een traditie van gezondheidsbeschrijvingen van plaatsen en hierin stond hoe omgevingsfactoren de gezonde balans beïnvloeden. Ook verklaarde deze beschrijvingen epidemieën. Sinds de oudheid lag er een nadruk op de tegenstelling tussen stad en platteland. De stad was ‘ongezonder’ dan het platteland.
28
Q

Wat raakte er tijdens de industriële revolutie weer in opspraak en waarom?

A

Airs, waters, places-traditie. Want de leefomstandigheden in de industriesteden waren ook erg ongezond. Sanitaire hervormingen waren daarom nodig. In deze tijd veranderde allerlei omstandigheden snel, waardoor het zenuwstelsel overspannen raakte (veel nieuwe prikkels). Nieuwe ziektes ontstonden hierdoor die gekoppeld werden aan de nieuwe technologieën

29
Q

Door wat kwam de moderne natuurwetenschappelijke geneeskunde?

A
  • Opkomst empirisme en mechanistisch denken
  • Opkomst moderne fysiologie
30
Q

Hoe kwam de opkomst van het empirisme en mechanistisch denken?

A
  • Door de opleving van de anatomie
  • Ontdekking bloedsomloop
31
Q

Hoe ging de klassieke natuurfilosofie over naar de moderne natuurwetenschap? (17de eeuw)

A

Door de samenkomst van 2 pijlers:
- Empirisme (ervaring) en experiment
- Rationalisme en wiskunde, niet zozeer alleen waarnemingen doen, maar ook wiskundig redeneren.

32
Q

Wat is rationalisme?

A

Rede is de voornaamste bron van kennis

33
Q

Wie was Andreas Versalius?

A

Hij vertrouwde alleen op eigen waarneming van menselijke kadavers. Was de eerste die waarnemingen ging doen bij menselijke lichamen. Hij verbeterde Galenus op verschillende punten. De boekenwijsheid van de klassieke auteurs werd in twijfel getrokken. Anatomie werd het nieuwe fundament van de geneeskunde.

34
Q

Wie was William Harvey? 17de eeuw

A

Ontdekker van de bloedsomloop. Harvey stond deels nog in de klassieke oudheid (vitalistische idee van de levenskrachten) en deels in de wetenschappelijke revolutie (ontkrachten bloedtheorie Galenus).

35
Q

Hoe ontdekte William Harvey de bloedsomloop?

A

De ontdekking werd gedaan aan de hand van rekenen en beredeneren. Galenus had het dus niet goed gezien, want bloed moest recirculeren maar het vitalistische idee van de levenskrachten bleef in stand.

36
Q

Wie was Descartes?

A

Verantwoordelijk voor de opkomst van mechanistisch denken, want hij was een rationalist en dualist. Als dualist maakte hij een scheiding tussen lichaam en geest. Door dit idee kwam er een onttovering van de fysieke wereld. Natuur werd namelijk niet langer onderworpen aan de theologie. De fysieke wereld werd gezien als machine en niet iets magisch. Natuur werd nu te voorspellen en het lichaam werd als machine gezien.

37
Q

Tijdens de wetenschappelijke revolutie waren er veel veranderingen, maar wat bleef er gelijk? 17de eeuw

A

Behandelmethoden en vitalisme had tot 19e eeuw veel invloed.

38
Q

Wat gebeurde er in de wetenschappelijke revolutie met de humoraal-pathologie?

A

Balans tussen 4 lichaamsvochten maakte plaats voor de balans tussen zuur en base en het evenwicht tussen prikkeling en prikkelbaarheid.

39
Q

Hoe ging de opkomst van de moderne fysiologie en wie speelde daarbij een rol?

A
  • Vanaf de 19e eeuw. Anatomie maakte plaats voor de fysiologie, want dit is niet statisch, maar gaf inzicht in de dynamische processen.
  • Francois Magendie had een mechanistisch wereldbeeld en ging op zoek naar natuur en scheikundige processen in het menselijk lichaam. Hij deed experimenten op levende dieren (vivispectie). Dit kreeg veel maatschappelijke weerstand.
  • De externe gerichtheid maakte plaats voor interne focus. Bij Bernard ging het ook over hele specifieke verstoring en was het niet meer algemeen (holistisch)
40
Q

Wat was de culminatie bij Claude Bernard? 19e eeuw

A
  • Transformatie van geneeskunde tot natuurwetenschap
  • Absoluut micro-determinisme: chemische en fysische wetmatigheden op het niveau van het individuele organisme
41
Q

Fysiologie wordt cybernetica, wat houdt dat in?

A

Regulerende processen en feedbackmechanismen. Geneeskunde gaat zich richten op functionele orgaansystemen/-stelsels en hun fysicochemische processen.

42
Q

Wat werd er dominant in de 20e eeuw?

A

Fysiologie en het werd geïntegreerd in de medische curricula en opleidingen.

43
Q

Wat zie in de medische praktijk?

A

Het specificiteitsdenken.

44
Q

Wat is specificiteitsdenken?

A

Specifieke ziekteoorzaken staan centraal.

45
Q

Wat is de Westerse biomedische traditie?

A
  • De Westerse geneeskunde wordt gelijkgesteld met de wetenschappelijke geneeskunde. De biomedische wetenschap gaat over de westerse geneeskunde. Dit verwijst naar Bernard.
  • Het ontstaan van moderne biomedicine is de erfenis van Bernard en de experimentele fysiologie. Het natuurwetenschappelijk denken over ziekte en gezondheid is dominant. Dit leidt tot reductionisme, wat bekritiseerd wordt, omdat we de werkelijkheid reduceren tot modellen.
46
Q

Wat zijn de kenmerken van de biomedische traditie?

A
  • Specificiteitsdenken
  • Dominantie van mechanistisch denken: achterdocht tegenover vitalisme: objectief vaststellen van ziekte vs subjectieve ervaring
  • Reductionistisch perspectief op ziekte en genezing: achterdocht tegenover traditionele, holistische ziektebenaderingen
  • Sterk vooruitgangsgeloof / geloof in wetenschappelijke-technologische maakbaarheid: door meer te weten kunnen we vanzelf meer genezen.
  • Dominantie van invasief handelen/cure: verdwijnen van gentle medicine
47
Q

Hoe kunnen we de blijvende relevantie van de klassieke traditie terug zien?

A

-Gezondheid wordt nog steeds als balans gezien en de bijbehorende leefregels (res non naturalis) blijven. Ook de dynamische interactie met de omgeving wordt nog gebruikt.
- Humorenleer blijft relevant, want het lichaam bestaat voor een groot deel uit vocht.
- Vitalisme is niet verdwenen!

48
Q

Waaruit blijkt dat het vitalisme niet is verdwenen?

A
  • Balans en de 6 res non naturalia zie je weer terug in de huidige leefstijl met rust, reinheid en regelmaat, beweging, slaappatronen, emtionele balans en gezond eten.
  • Interactie met de omgeving is weg geweest, omdat je in laboratoria gecontroleerde condities hebt en hier werden biomedische successen behaald. Toch kreeg het in de late 20e eeuw een geleidelijke terugkeer door onder andere globalisering en klimaatverandering. Steeds meer zien we het lichaam niet als machine en fysisch-chemisch model, maar als dynamisch en interactioneel model. Interactie persoon - omgeving en gezondheid is terug.
  • Concept ‘vis medicatrix naturae’ en ‘gentle medicine’ is weer populair.