HC 3.1 Integratiecollege week 2 Flashcards
Waar werkt een antagonist op?
Nooit op een stof, altijd op een bepaalde receptor.
Wat is atropine?
Een muscarine-receptor antagonist.
Wat is hexamethonium?
Een nicotine-receptor antagonist.
Waar zorgen histamine en serotonine voor?
Histamine (histaminereceptoren) en Serotonine (serotonine receptoren (5-hydroxy-tryptamine)) zorgen voor bronchoconstrictie.
Waar zorgen bèta-2-receptoren voor?
Bèta-2-receptoren zorgen voor bronchodilatatie. –> er is sprake van fysiologisch antagonisme ivm serotonine of histamine.
Wat gebeurt er bij een compleet AV-blok?
Bij een compleet AV-blok gaan de prikkels niet meer van de atrium naar de ventrikels.
Hoe wordt de membraanpotentiaal actief negatief gemaakt?
Door de kaliumkanalen.