HC 4.1 Integratiecollege week 3 Flashcards

1
Q

Waar is er sprake van als de druk in de arteriën gelijk is aan de druk in de venen?

A

De systemische vullingsdruk. De druk is dan overal hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er bij bloedverlies?

A

Dan neemt de systematische vullingsdruk af. De ventriculaire functie veranderd niet bij bloedverlies, de vasculaire functiecurve wordt lager (minder bloed).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de vasculaire functiecurve?

A

Het effect van het HMV op de vullingsdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ventriculaire functiecurve?

A

Als je een hogere vullingsdruk hebt gaat het HMV omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is er met de ventriculaire functiecurve en de vasculaire functiecurve?

A

Die zijn met elkaar in evenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zorgt perifere arteriële dilatatie voor?

A

Perifere arteriële dilatatie, zorgt ervoor dat het bloed het sneller terugkomt in het veneuze stelsel en daarom zorgt het nog voor een hoger HMV. En daarom zorgt het voor een hogere bloeddruk. BD = HMV x R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom neemt door de preload de afterload toe?

A

Door de preload neemt de afterload toe omdat de straal toeneemt. In het gezonde hart wint de preload het van de afterload.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ziet de systolische curve eruit bij iemand met hartfalen en wat is daarvan het gevolg bij een hogere preload?

A

Die loopt veel vlakker. Stijging van de straal bij iemand met hartfalen geeft wel een hogere preload maar geen hoger slagvolume. Eind systolisch volume wordt hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke deel van de hartslag merk je een aortaklepstenose en bij welk deel een aortaklepinsufficiëntie?

A

Aortaklepstenose merk je in systole, aortaklepinsufficiëntie merk je in diastole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat krijgt iemand bij een aortaklepinsufficiëntie?

A

Grote pulsdruk bij iemand met een aortaklepinsufficiëntie. De druk in de aorta daalt, diastole daalt de druk, de druk in de aorta en de ventrikel stijgen tijdens de systole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kun je een stenose en een insufficiëntie horen met de stethoscoop?

A

Bij een stenose hoor je geruis in de systole, insufficiëntie hoor je in de diastole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom vindt er bij actieve spieren vasodilatatie plaats tijdens inspanning?

A

Bij de belastte spieren wint de metabole functie (vasodilatatie) van de vasoconstrictie door de sympathicus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat komt bij hypertrofe harten vaker voor?

A

Bij hypertrofe harten moeten de coronair arterie helemaal migreren naar binnen, dit kan leiden tot ischemie van het subendocard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly