WL F-NL mei 2014 18 Flashcards
désaxé [m]
gestoord, ontwricht [ geestelijk gestoorde]
descendre
uitstappen, naar beneden gaan, afdalen
descente f
afdaling, aanval
description f
beschrijving
désemparé
in de war, ontredderd
désemplir
legen, leger maken
désespéré
vertwijfeld
désespoir m
wanhoop
désigner
aanduiden, benoemen, bestemmen
désinvolte
ongedwongen
désinvolture f
ongedwongenheid
désirer
wensen
désobligeant
onvriendelijk, onwelwillend
désœuvré
nietsdoend, inactief
désormais
voortaan, in het vervolg, van toen af aan
dessaler
minder naïef maken, loskomen, vrijer uiten
desserrer
losmaken, losdraaien, ontspannen
dessert m
dessert
desserte f
het aandoen | dientafeltje
desservir
iemand slechte dienst bewijzen | uitkomen op | (tafel) afruimen
dessiller
(de ogen) openen
dessiner
tekenen, schetsen
dessoûler
ontnuchteren
dessus [m]
(er)op, [ bovenkant, bovenste deel]
destination f
bestemming
destituer
afzetten, ontslaan
désuet
verouderd, ouderwets
détail m
bijzonderheid, detail
détaler
ervandoor gaan
détecter
opsporen, ontdekken
détenir
houden, in bezit houden, gevangen houden
détente f
ontspanning
détenteur m
bezitter, houder
détenu m
gevangene
détergent m
schoonmaakmiddel
détester
een hekel hebben aan, vies vinden, haten
détonner
niet passen bij, uit de toon vallen
détournement m
omleiding, ontvoering, verduistering
détourner
omleiden
détraquer
defect / kapot maken
détresse f
wanhoop, nood, ellende
détroit m
zee-engte, zeestraat
deux fois de suite
twee keer achter elkaar
deux tiers
tweederde deel
dévaler
naar beneden tuimelen / aftuimelen
devançant
vooruitlopend
devancer [m/v ]
vooruitlopen op [ voorganger, voorloper]
devant
voor (van plaats)
devanture f
uitstalkast, etalage
développement m
ontwikkeling
développer
ontwikkelen
devenir
worden
dévergonder
alle schaamte verliezen
déverrouiller
ontgrendelen
déverser
overhellen, uitstorten, uitgieten
dévêtir
uitkleden
dévier
(doen) afwijken
deviner
raden
dévisager
(brutaal) aankijken
devise f
motto, devies, slogan
dévisser
ervandoor gaan, ‘m smeren
dévoiler
onthullen, ontsluieren
devoir m
huiswerk, plicht
dévolu
zijn keus laten vallen op, vervallen (aan)
dévorer
schrokken, gulzig eten, verslinden
dévot [m]
vroom [ schijnheilige ]
dévouement m
toewijding, (zelf)opoffering
dévoyé
van ‘t rechte pad geraakt
dextérité f
vlugheid, handigheid
d’habitude
gewoonlijk
diacre m
diaken
diadème m
diadeem
diagnostiquer de
diagnose stellen van
dialecte m
dialect
diaphane
doorschijnend
diaprée
bont, veelkleurig
diarrhée f
diarree
diatribe v
scherpe kritiek
dictée f
dictee
dicton m
gezegde, spreuk
diffamation f
lastering, smaad
différent
verschillend
différer
verschillen | uitstellen
difficile
moeilijk
difficile d’approche
moeilijk benaderbaar
difforme
mismaakt
digérer
vertederen, verdragen
digestion f
spijsvertering
digue f
dijk, dam
dilapider
verspillen
dilatoire
opschortend, vertragend
diminuer
verminderen, afnemen, verlagen
dîner m
avondeten, het diner
dîner
’s avonds eten, dineren
dingue
gek, getikt
dingue m
gek, malloot
diplômé/e
gediplomeerd
diplôme m
diploma
dire
zeggen
direct
rechtstreeks
directeur/trice
directeur
direction f
stuurinrichting
dirigeant m
leider, leidinggevende
discerner
onderscheiden, doorzien
discipline f
discipline
disconvenir
ontkennen
discours m
rede, toespraak
discussion f
discussie
discuter
praten, discussiëren
disparaitre
verdwijnen
disparate
ongelijksoortig, niet bij elkaar passend
disparition f
overlijden, verdwijning
dispensaire m
polikliniek
dispenser
vrijstellen, ontheffen, uitdelen, uitreiken
disponible
beschikbaar, paraat
dispos
fris, opgewekt
disposé
gerangschikt | bereid
disposer
rangschikken
dispositif m
inrichting, voorziening | opstelling (militair)
disposition f
inrichting | stemming, neiging | beschikking
dispute f
ruzie
disque m
cd, plaat
disséquer
analyseren | ontleden
dissimulation f
achterhouden van gegevens
dissimuler
verbergen
dissoudre
oplossen / ontbinden, opheffen
distendre
losmaken
distinguer
onderscheiden
divagation f
geraaskal | hersenschimmen
divaguer
raaskallen, onzin praten
divergence f
divergentie, verspreiding | het uiteenlopen
divers
verschillende
divorcé
gescheiden
divulguer
verspreiden, verklappen
d’occasion
tweedehands
docilement
volgzaam, gedwee
docilité f
inschikkelijkheid
dodeliner
knikkebollen, zachtjes wiegelen
dodu
mollig, rond, dik
doigt m
vinger, teen
doléance f
klacht, grief
dolmen m
soort hunebed
domaine m
gebied, terrein
domestique
huis-
dommage
jammer
don m
gave
donc
dus, derhalve, dan ook