WL F-NL mei 2014 09 Flashcards
1
Q
cachette f
A
schuilplaats
2
Q
cachotterie f
A
geheim gedoe
3
Q
cachottier m
A
stiekemerd
4
Q
cade m
A
jeneverbes
5
Q
cadeau m
A
cadeau
6
Q
cadenas m
A
hangslot
7
Q
cadenasser
A
met hangslot afsluiten
8
Q
cadence f
A
maat, ritme, tempo
9
Q
cadrage m
A
camera-instelling
10
Q
cadran m
A
wijzerplaat (klok)
11
Q
cadre m
A
leidinggevende
12
Q
cadrer
A
beeld instellen op
13
Q
cadrer avec
A
goed passen bij | overeenkomen / kloppen met
14
Q
cadreur m
A
cameraman
15
Q
caducée m
A
esculaap
16
Q
café moulu m
A
gemalen koffie
17
Q
cafetan m
A
kaftan
18
Q
cafouiller
A
haperen, knoeien
19
Q
cage f
A
kooi
20
Q
cagibi m
A
berghok, bergruimte
21
Q
cagoule f
A
bivakmuts, masker
22
Q
cahier m
A
schrift
23
Q
cahin-caha
A
met horten en stoten
24
Q
caillasse f
A
stenen, grof grind
25
caille f
kwartel
26
caillebotis m
rooster
27
cailler
vernikkelen (kou)
28
caillots m
bloedprop
29
caillots m
bloedprop
30
caillou m
kiezelsteen, grind | edelsteen
31
caillouteux
keiachtig, kiezelachtig
32
caisse de maladie v
ziekenfonds
33
caisse f
kassa
34
caissier/ère
caissière
35
cake salé m
hartige cake
36
calcaire [m]
kalkachtig [kalksteen, ~rots]
37
calciner
verbranden, verkolen
38
calcul m
berekening, het rekenen
39
cale f
ruim van een schip
40
calé
knap, geleerd, moeilijk
41
calepin m
notitieboekje
42
calepin m
zakboekje, agenda
43
caler
afslaan (motor), het stoppen | rechtzetten | steunen
44
calice m
miskelk
45
câlin [m]
aanhalig, liefkozen [ liefkozing ]
46
câliner
liefkozen, aanhalen
47
calligraphiée à la plume
met penneveer geschreven
48
calme [m]
rustig [rust]
49
calmer
kalmeren
50
calomnie f
lastering, laster
51
calomnier
belasteren
52
calotte f
kalotje
53
calque m
kopie, overtrekpapier
54
calquer
overtrekken, natekenen / overnemen, imiteren
55
calumet m
vredespijp
56
calvaire m
lijdensweg | beproeving | kruisbeeld
57
calvitie f
kaalhoofdigheid
58
cambriolage m
inbraak
59
cambrousse f
provincie, achterhoek
60
cambuse f
voorraadkamer
61
camelote f
rommel
62
camembert m
camembert
63
camer
dope gebruiken
64
caméra f
camera
65
camion m
vrachtwagen
66
camisole f
dwangbuis
67
camomille f
kamille
68
camouflet m
belediging
69
campagne f
platteland
70
camper
kamperen, neerzetten
71
camping-car m
camper
72
canadien/ne
Canadees/Canadese
73
canaille f
schoft, ploert
74
canal m
gracht, het kanaal
75
canapé-lit m
slaapbank
76
canard m
eend
77
canasson m
ouwe knol (paard)
78
cancaner
roddelen, lasteren | kwaken, snateren
79
cancre m
luie, domme leerling
80
candidat/e
gegadigde, sollicitant(e)
81
candidature f
sollicitatie
82
caneton m
eendenkuiken
83
canevas m
stramien, schets, ontwerp
84
caniche m
poedel
85
canicule f
hitte
86
canif m
zakmes
87
caniveau m
stenen geul
88
canneberge f
cranberry
89
canneler
groeven, kartelen
90
cannelle [v]
kaneelkleurig [kaneel]
91
cannette f
beugelfles
92
canon m
kanon
93
canot m
reddingsboot
94
cantine f
kantine
95
cantonnement m
inkwartiering
96
canular m
grap, verzinsel, studentengrap
97
caoutchouc m
rubber
98
cap m
kaap, steven
99
caparaçon m
(sier)dekkleed (paarden)
100
capeline f
dameshoed, hoofdverband, -zwachtel
101
capharnaüm m
bende, rommel(kamer)
102
capillaire
capillair, haar- bnw
103
capitale f
hoofdstad
104
capiteux
koppig
105
capot m
motorkap
106
capoter
kapseizen / mislukken
107
caprice m
gril, bevlieging
108
capter
opvangen
109
capteur m
sensor
110
caquet m
gekakel, geklets
111
caquetage m
gekwebbel, geklets, gebabbel
112
caqueter
kakelen, kletsen
113
car
want
114
carabiné
fiks
115
caracoler
dartelen, huppelen
116
caractère m
karakter
117
caractériser
karakteriseren
118
carafe f
karaf
119
carapace f
schild | pantser | korst
120
carburant m
motorbrandstof
121
carcan m
keurslijf, dwang
122
carême m
vasten
123
carénage m
dok, werf / het stroomlijnen
124
carence f
het falen, onvermogen | gebrek, deficiëntie, tekort | onvermogen
125
carène f
romp (onder waterlijn)
126
caricature f
karikatuur
127
carlingue f
cabine (vliegtuig)
128
carnassier
roof-, vleesetend
129
carnet m
aantekenboekje
130
carnier m
kleine weitas
131
carotte f
wortel
132
caroubier m
johannesbroodboom
133
carreau m
vierkantje, ruitje
134
carrefour m
kruispunt
135
carrelage m
betegeling
136
carriole f
lichte boerenwagen
137
carrure f
schouderbreedte | vorm | kaliber | persoonlijkheid
138
carte de crédit f
creditcard
139
carte f
kaart
140
carte postale f
ansichtkaart
141
cas m
geval
142
case f
vakje, hokje
143
casier m
bak
144
casque m
helm
145
casquer
dokken
146
casquette f
pet
147
cassant
breekbaar, broos
148
cassé
kapot
149
casser
breken
150
casse-tête m
hoofdbrekend werk
151
cassure f
breuk | vouw, plooi
152
caste f
kaste
153
catastrophe f
ramp
154
catastrophique
catastrofaal
155
catin f
hoer
156
cauchemar m
nachtmerrie
157
caudal
staart-, staartachtig
