WL F-NL mei 2014 17 Flashcards
délateur m
verklikker
délation f
verraad, het aanbrengen
délavé
verbleekt
délayé [m]
verwaterd, breedvoerig [ langdradigheid ]
délectable
lekker, om van te smullen
délecter
verheugen
délègue m
afgevaardigde
délester
ontlasten, lichter maken
délétère
giftig / schadelijk, funest
délibéré
opzettelijk, welbewust
délibérer
beraadslagen / besluiten / nadenken, overleggen
délicatement
fijn / licht / tactvol
délice m
genot
délier
losmaken
délirant
verward, ijlend
délire m
waanzin
délirer
krankzinnig zijn | buiten zichzelf zijn | ijlen
délit m
misdrijf, delict
déloger
verdrijven, verkassen
demain
morgen
demande f
verzoek, vraag
démangeaison f
jeuk, kriebel | aanvechting
démanger
jeuken
démanteler
ontmantelen, slechten
démantibuler
stukmaken
démarche f
voortang, handelwijze, gang, tred van lopen
démarcher
huis aan huis verkoop
démarreur
starter
démâter
zijn masten verliezen
démêlé m
geschil, onmin
démêler
ophelderen, ontwarren
déménager
verhuizen
démence f
waanzin
démenti m
ontkenning
démentir
weerleggen | ontkennen | teleurstellen
démesure f
mateloosheid, buitensporigheid
démesuré
bovenmatig groot, kolossaal | mateloos, grenzeloos, oneindig
demeure v
woning, verblijf
demeurer
blijven (+ être), wonen | verblijven (+ avoir)
demi-heure f
een half uur
démission f
ontslag, aftreden
demiurge m
schepper
démodé
achterhaald, ouderwets
démolir
afbreken, slopen
démonter
afbreken
démontrer
bewijzen, aantonen
démordre
vast houden aan
démouler
uit zijn vorm nemen
démunir
ontnemen, beroven van
dénaturé
ontaard, slecht
dénaturer
verdraaien, vervormen
dénégation f
ontkenning
dénicher
uit nest halen (eieren), opsporen, opdiepen | uit schuilplaats verjagen | ervandoor gaan, vertrekken
denier m
denarius (munt)
dénivelée f
hoogteverschil
dénoncer
aangeven, aanklagen, verraden, opzeggen
dénouement m
ontknoping, afloop, einde, oplossing
dénouer
ontknopen, ontwarren
denrée f
(eet)waar
dent f
tand
dentelle f
kant (stof)
dentier m
kunstgebit
dentifrice m
tandpasta
dentiste m
tandarts
dentition f
gebit
dénuder
blootleggen
dénué
ontdaan / beroofd van, ontbloot | zonder
dénuement m
gebrek
déontologie f
beroepsethiek
dépareillé
onvolledig
déparer
ontsieren
départ m
vertrek (vertrekken)
département m
departement
dépasser
passeren, overtreffen
dépaysement m
andere omgeving
dépayser
in verwarring brengen
dépeçage m
verbrokkeling, verdeling
dépecer
klein snijden, verscheuren
dépêcher
(vlug) zenden
dépeigner
haren in de war brengen
dépénaliser
decriminaliseren
dépendre de
afhankelijk zijn van
dépense f
uitgave, besteding
dépérir
verkommeren, vervallen
dépiauter
villen, stropen
dépistage m
opsporing
dépister
opsporen | om tuin leiden
dépit m
ontgoocheling, deceptie | wrevel, ergernis
dépité
wrevelig, ontgoocheld
dépiter
ergeren, nijdig maken
déplacer
verplaatsen, verzetten
déplaire
ergeren, niet bevallen
dépliant m
folder
déplier
openvouwen
déplorer
betreuren, beklagen
déplu
niet bevallen
dépolir
dof maken
dépotoir m
vuilnisbelt, vergaarbak
dépouillé
sober
dépouille f
huid, stoffelijk overschot
dépouiller
beroven, plunderen | onderzoeken | afstropen, villen | afstand doen van
dépourvu de
zonder
dépourvu
verstoken van
depuis (que)
sinds, vanaf
déraciner
ontwortelen
déranger
storen, lastig vallen
déraper
slippen (auto), uit de hand lopen
déraper
slippen, uitglijden
dératisation f
rattenbestrijding
derechef
weer, opnieuw
dérèglement m
storing
déréglementation f
deregulering
déréliction f
geestelijke eenzaamheid, verlatenheid
dérider
opvrolijken
dérisoire
bespottelijk, belachelijk, gering
dériver
afdrijven / afleiden / moed verliezen
derme m
lederhuid
dernier cri m
het allerlaatste snufje
dernier, dernière
laatste, vorig
dernièrement
onlangs
dérobade f
uitvlucht
dérobé
verborgen, geheim
dérober
stelen, ontfutselen
déroulement m
verloop, ontwikkeling
dérouler
ontrollen
déroutant
verbijsterend, ~warrend
déroute f
aftocht, nederlaag, verwarring
derrière
achter
dès aujourd’hui
vanaf heden
des centaines
honderden
dès lors
sindsdien
dès que
zodra
des tas de
een heleboel
des yeux de jais
gitzwarte ogen
dès
vanaf
désabusé
ontgoocheld
désabuser
ontnuchteren
désaffecté
niet meer in gebruik
désaffecter
bestemming veranderen
désaffection f
verkoeling, afkeer
désagréable
onaangenaam
désamorcer
demonteren
désarçonner
van z’n stuk brengen, mond snoeren, uit zadel lichten
désarroi m
verwarring, opschudding
désastre m
fiasco