WL F-NL mei 2014 10 Flashcards
cause f
oorzaak, reden
caustique [f]
bijtend [ brandvlak ]
cautèle f
sluwheid, geslepenheid
cauteleux
hypocriet
caution f
morele steun | borg(tocht)
cautionner
borg staan voor | ondersteunen, goedkeuren
cavale f
vlucht
cavaler
pleite gaan, doen balen
caveau m
grafkelder
caverneuse f
hol
caverneux/se
hol (klinkend)
caviarder
doorhalen, onleesbaar maken
caviste m
kelderknecht
ce me plaît
bevalt me
ce que
(dat) wat
ce sera tout
dat is alles
ce soir
vanavond
céans
hier binnen
cécité f
blindheid
céder
overdoen/geven, verkopen, afstaan, toegeven
ceindre
aandoen, ombinden
ceinture f
gordel
ceinturer
om het middel vatten
cela équivaut à
dat staat gelijk met
cela me dépasse
daar kan ik niet bij
celer
verhullen, verbergen, verzwijgen
célérité f
snelheid, tempo
céleste
hemels, goddelijk bnw
cellule f
cel, celstraf
celui-ci/celle-ci
deze, dit
cénacle m
Avondmaalszaal
cendre v
as
cendrier m
asbak(je)
censé
geacht, gerekend
centre commercial m
winkelcentrum
centre m
centrum
centre névralgique m
zenuwcentrum
cep m
wijnstok
cèpe m
eekhoorntjesbrood
cependant que
terwijl
cependant
echter, toch, evenwel
céphalée f
hoofdpijn
céphalique
hoofd-, kop-
cerbère m
grimmige bewaker
cercler
omringen, omgeven
cercueil m
lijkkist
cerf m
hert
cerfeuil m
kervel
cerf-volant m
vlieger
cerise f
kers
cerisier m
kersenboom
cerner
omringen/~singelen, insluiten, omcirkelen / afgrenzen, afbakenen
certainement
zeker
certes
inderdaad
cerveau m
hersenen
cervelle f
hersensubstantie
cervicales
van de hals
cervoise f
bier
cesser
ophouden stoppen
c’est à quel étage?
op welke verdieping is het?
C’est à quelle adresse?
op welk adres is het?
c’est ça
zo is het inderdaad
c’est pour ça que
daarom
c’est qui?
wie is dat?
c’est trop cher
het is te duur
c’est un truc pour
is een ding om
c’est-à-dire
dat is te zeggen
cet après-midi
vanmiddag
chacun/e
ieder, elk
chafouin
sluw
chahuter
lawaai maken, herrie schoppen
chaîne f
kanaal (tv), keten
chaine hi-fi f
hifi-installatie
chaînon m
schakel
chair de poule
kippenvel
chair f
vlees, huid, vel
chaire f
zetel, katheder
chaise f
stoel
chaland m
aak
chaleur f
warmte
chaleureux/euse
warm, hartelijk
chalumeau m
(gas)brander
chômage m
werkloosheid
chamaillerie f
geruzie
chamarré
veelkleurig
chamarrer
opsmukken, versieren
chambre f
slaapkamer
chameau m
kameel, kreng
chômeur/euse
werkloze
champ de vision m
gezichtsveld
champ m
veld
champignon m
champignon, de paddenstoel
chancelant
wankelend, aarzelend, broos, wankel, zwak
chanceler
wankelen / wankel staan / aarzelen, weifelen
chandail m
trui
chandelle f
vetkaars
chanfrein m
(paarden)bit, voorhoofd van paard
changement m
verandering
changer d’avis comme de chemise
voortdurend van mening veranderen
changer
veranderen, overstappen
chanson f
liedje
chant m
zang
chanter
zingen
chanteuse f
zangeres
chantier m
werkplaats
chantre m
voorzanger
chanvre m
hennep
chapardage m
jatterij, gapperij
chapelet m
snoer, reeks, rozenkrans
chaque année
elk jaar
chaque
elk(e)
char m
(strijd)wagen | tank
charabia m
wartaal
charbon m
steenkool
charbonneux
roetzwart, zwart omrand
charcuter
verminken, stuntelig snijden
charcuterie m
varkensslagerij, vleeswaren
chardon m
distel
charrette f
kar., wagen | spoedeisend karwei
charnel
lichamelijk
charnier m
hoop lijken
charnière f
scharnier, overgang
charnu
vlezig
charognard m
aasgier, lijkenpikker
charogne f
aas, kadaver
charpente f
lichaamsbouw
charpentes f
geraamte
charpie f
kleine stukjes
charretée f
karrenvracht
charrier
meesleuren, te ver gaan overdrijven
charrue f
ploeg
charte f
handvest, oorkonde
chasse f
jacht
chasser
(ver)jagen
châtaignier m
tamme kastanje
châtain
(kastanje)bruin
château m
kasteel
châtier
(be)straffen, bijschaven
chatoiement m
weerschijn, schittering
chaton m
katje, jonge kat
chatouille f
gekietel
chatouiller
kietelen, prikkelen
chatoyer
schitteren, fonkelen, weerschijn hebben
châtré m
castraat
chaud
warm
chaudron m
kookketel
chauffer
opwarmen
chaume m
stoppel(veld), strodak
chaumière f
hut, armoedig huis