WL F-NL mei 2014 13 Flashcards
congédier
wegzenden
congeler
invriezen, diepvriezen
congénère m
soortgenoot, (pejoratief; m.b.t. iemand) gelijke
congénital
aangeboren
congère f
opgewaaide sneeuw
congru
gepast, passend
conjecture f
gissing
conjuguer
verenigen, vervangen
conjurateur m
leider van samenzwering
conjuration f
samenzwering, complot
conjurer
bezweren, afwenden, smeken
connaître
kennen
connerie v
stommiteit, onzin
connexion f
verbinding
connivence f
samenspanning, betrokkenheid verstandhouding
connu
bekend
conquête f
verovering, verkrijgen, bedwingen (van berg)
consacrer à
wijden aan, besteden aan
conseil m
raad(geving), raadsman
conseiller
raad geven
consentant
bereidwillig
conserver
behouden, bewaren
consigne f
bevel, instructie, order
consister en
bestaan uit
consœur f
collega vrouwelijk
consommateur m
consument
consommation f
consumptie R
conspuer
honen, uitjouwen
constamment
constant, voortdurend
constance f
duurzaamheid, volharding
constatation f
bevinding, vaststelling
consteller
bezetten, bezaaien
constipé/e
verstopt, geconstipeerd
construire
bouwen
contact m
contact
contacter
contact opnemen met
contagieux
besmettelijk
contagion f
besmetting
conte de fées m
sprookje
conte m
sprookje, verhaal, praatje
contempler
beschouwen
conteneur m
container
contenir
inhouden, bevatten
contenu m
inhoud
conter
vertellen, verhalen
contestation f
bestrijding, protest
conteur m
verteller
contigu
aangrenzend
continue f
permanente educatie
formuler
formuleren
continuer à
doorgaan met
contorsion f
krampachtig gedrag
contorsionner
zich in bochten wringen
contourner
omzeilen, ontwijken
contraignant
hinderlijk, dwingend
contraindre
dwingen
contraint
gedwongen, gekunsteld
contrainte f
dwang, geweld, verplichting
contraire
tegengesteld
contrairement à
in tegenstelling tot