WL F-NL mei 2014 14 Flashcards
couches f
bevalling
coude à coude
zij aan zij
coude m
elleboog
coudoiement m
omgang, contant (met)
coudoyer
omgaan met, tegelijk voorkomen met
coudre
naaien
couette f
dekbed
couffin m
mand, korf
couillon [m]
stom [sukkel]
couillonner
belazeren
couiner
piepen, krijsen
coulée de lave f
lavastroom
couler
vloeien, stromen, verdrinken, zinken
couleuvre f
veldslang
coulis m
puree, dikke saus
coulisser
schuiven
couloir m
gang, zijgang
coulpe f
berouw
coup de boutoir m
heftige uitval
coup de ferry
even snel met de ferry
coup de fil m
telefoontje
coup de poing m
vuistslag
coup d’envoi m
aftrap
coupable m/v
schuldige, dader
coupable
schuldig
coupe f
drinkbeker, het snijden
coupelle v
schoteltje
couper
(af)snijden, iets afsluiten
coupole f
koepel
coups
slagen
coupure f
uitval, onderbreking
cour f
hof, binnenplaats
courageux/euse
moedig
courbaturé f
spierpijn
courbe [v]
krom [bocht, kromming]
courber
krommen, buigen
courbette f
onderdanige buiging
courbure f
kromming
courette f
binnenplaatsje
courge f
pompoen
courgette f
courgette
couronne f
kroon, krans, ereteken
courrier m
brief
courrier m
post, brieven
courroie f
riem
courroucé
vertoornd
courroucer
vertoornen
courroux m
toorn
cours m
koers
course cycliste f
wielerwedstrijd
course f
race
course m
hardlopen, wedloop, tocht, reis
coursier m
loopjongen, koerier | strijdros
coursive f
gangboord, galerij
court/e
kort
courtepointe f
gewatteerde deken
courtois
hoffelijk
courtoisie v
hoffelijkheid
couru
gezocht, populair
cousin, la cousine m
neef, de nicht (kind van oom of tante)
cousin/e m
neef /nicht