Week 7 ZO.1 Flashcards

1
Q

Regulatorsysteem + voorbeelden

A

Houden fysische grootheden constant

Bv. lichaamstemperatuur en het handhaven van de spierspanning,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Servosystemen

A

De grootheden volgen een bepaalde veranderende waarde

Bv. als je een voorwerp wil verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5 voorbeelden van gecontroleerde grootheden

A

Lichaamstemperatuur, bloeddruk, slagvolume, plasmaniveaus, concentraties van ionen, zuurgraad etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hormonen

A

Transmitters die via het bloed worden vervoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Neurotransmitters

A

Transmitters die verschillende delen van het zenuwstelsel boodschappen verzorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Open regelsysteem

A

Verandering aan de ingang –> verandering aan de uitgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer heb je een open regelsysteem?

A

Waar anticiperend kan worden opgetreden om de effecten van veranderingen zo snel mogelijk in de kiem te smoren
Waar zeer snelle bewegingen noodzakelijk zijn die onvoldoende tijd geven voor negatieve feedback (vaak bij aangeleerde patronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer heb je een gesloten regelsysteem

A

Als je de waarde van een bepaalde grootheid moet regelen (homeostaat en volg- of servosysteem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Servosysteem

A

De grootheid zo goed mogelijk de variërende ingangswaarde te laten volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbeelden van gesloten regelsystemen

A

Bloeddrukregulatie, pupilvernauwing, warmteregulatie, handhaven bloedglucoseregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Autoregulatie

A

Een regelkring verloopt binnen het weefsel of orgaan

Het constant houden van doorbloeding in de hersenen, ondanks verandering in arteriëlen bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 factoren die homeostase-processen compliceren

A

Groei (celdeling en apoptose), adaptatie (hoogteverschillen, circadiane ritme) en veroudering (DNA replicatie en reparatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onder welke bloeddruk heb je geen autoregulatie meer van de doorbloeding in de hersenen?

A

Onder 60 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar liggen de receptoren voor bloeddrukregulatie

A

Hoog in thorax en hals (dichtbij de hersenen, want vooral hart en vaten in vooral hersenen en nieren moeten beschermd worden tegen te hoge bloeddruk.

Baroreceptoren: meten snelle veranderingen in de rek van de vaatwand en adapteren snel

Drukgevoelige sensoren ook in aortaboog en sinus caroticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er bij een lage gemiddelde arteriële druk?

A

Baroreceptoren registeren een te lage druk en zetten aan tot vasoconstrictie en tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly