Oefenvragen nieren week 8 Flashcards
wat gebeurt er bij high afferent resistance met de Pgc (Glomerular capillary pressure)?
voordeur dicht dus de Pgc neemt af, peritubular capillary pressure blijft gelijk (altijd)
Pgc afname dus ook GFR neemt af (want erdoor gedreven) en uiteindelijk RPF afname
wat gebeurt er bij high efferent resistance?
achterdeur dicht dus de Pgc neemt toe
- beetje hogere vasoonstrictie = Pgc= van zowel RPF als GFR toename
- maar op gegeven moment = zo vol dat minder door voordeur komen dus afname in RPF
- RPF afname gaat gunstige effect van ophoging Pgc overheersen
welke arteriole (afferente of efferente) wordt beïnvloed door het RAAS-systeem?
efferente: verhoogt daar de resistance
beschrijf de bouw van de glomerulaire filtratie barriere
bloedkant - endotheel met fenestrae
urinekant - epitheel met de podocyten (= epitheel-cellen)
- viscerale epitheel rond capillairen
- pariëtale epitheel rond kapsel van bouwman
- tussen verbonden tenen podocyten ook filtratieslit door de nefrines van de podocyten die aan elkaar vast zitten
hoe wordt selectiviteit o.b.v. grootte gereguleerd?
epitheel:
door slit diaphragma passeren er bijna geen eiwitten en blijven grote, belangrijke eiwitten achter in het bloed en gaan niet de urine in
- evt kleine eiwitten die erdoor zijn gekomen worden door brush border in de PT heropgenomen
hoe wordt selectiviteit obv lading gereguleerd?
endotheel:
door fenestrae en negatieve ‘sprietjes’ aka proteoglycanen kunnen negatief geladen stoffen (o.a. belangrijke) niet door het endotheel
wanneer is de klaring gelijk aan de GFR?
wanneer de stof alleen wordt gefiltreerd (niet gescecerneerd of gereabsorbeerd)
waarom liever creatinine bij bepaling GFR dan inuline?
creatinine is een lichaamseigen stof die door de spieren in een constante hoeveelheid wordt geproduceerd per 24 uur (als afbraakproduct) en door de nier uitgescheiden
nadeel = niet alleen volledig gefiltreerd want enige tubulaire secretie
- in de praktijk meest gebruikt
inuline is geen lichaamseigen stof en dus niet ‘perfecte’ maat voor de GFR
voordeel = wel volledige filtratie, zonder rol van secretie en reabsorptie
algemeen: pas GFR meting bij steady state voor inzicht in de nierfunctie
- ookal is ie verhoogd (bij nierfalen) is het constant
hoe bepaal je de RPF (ml/min), hoe houd je deze constant en met welke mechanismen?
PAH klaring
constant gehouden door de autoregulatie (snelle aanpassing waar nodig)
sensor: macula densa (juxtaglomerulaire apparaat en onderdeel opstijgende dikke deel lis van henle) meten de natriumchloride concentratie
- lage bloeddruk: GFR afname, minder NaCl bij macula densa
- afgifte PGE2 aan nabijgelegen renine (-producerende) cellen –> RAAS
- angiotensine 2 geeft efferente vasoconstrictie zodat je meer GFR en meer NaCl aan macula densa krijgt en probleem opgelost
- TGF doet omgekeerde
beschrijf TGF op weefsel niveau
tubulus geeft feedback aan glomerulus:
veel NaCl aan macula densa: geven nu adenosine af
- adenosine werkt op adenosine receptor in afferente arteriole die samengeknepen wordt
- voordeur dicht dus verlaging van de Pgc en GFR
wat is de tubuloglomerulaire balans?
mechanisme dat ervoor zorgt dat je bij veel filtratie niet meer gaat uitplassen maar simpelweg meer afvalstoffen kwijt raakt:
- balans van: bij meer filtratie ook meer reabsorberen
op welke twee manieren kan een molecuul dus worden uitgescheiden?
filtratie of secretie
wat is de transcellulair transport?
transport door twee membranen aka cellen heen:
- apicale membraan aan de kant van het filtraat
- basolaterale membraan aan de kant van het interstitium (ECF)
dmv aqua porines
wat is paracellulair transport?
tussen cellen in:
- door tight junctions
hoe worden er ( bij de tubuli en lis van henle) teruggereabsorbeerde stoffen terug naar het lichaam en bloedbaan getransporteerd?
door nabij gelegen peritubulaire capillairen netwerk met functies:
- reabsorptie van de nog nodige gefilteerde stoffen
- leveren van O2 en ATP om de reabsorptie en secretie processen (die vooral in PT optreden) te betalen
wat is de drijvende kracht van het glucose-natrium co-transport?
Na+/K+ ATPase:
3 Na+ aan basolaterale kant de cel uit (naar interstitium)
dit genereert een natriumgradiënt aan de apicale zijde zodat natrium ook vanuit apicale zijde opgenomen( met meetrekken van glucose) wordt uit het filtraat naar het binnenste van de cel
beschrijf kort de glucose reabsorptie in de PT
aan de apicale zijde (door baso laterale Na+ K+ ATPase gegenereerde gradiënt) Na, glucose symporter:
- SGLT2: 1 glucose en 1 Na+ vanuit filtraat cel in
- SGLT1: 1 gluose en 2 Na+ vanuit filtraat cel in
en aan apicale zijde glucose transporter (GLUT2 en GLUT1, passief mee met de concentratiegradiënt)
waar in nefron vindt glucose transport plaats dmv SGLT2?
s1 segment van de PT