week 4 HC6 complicaties acuut coronair syndroom Flashcards
waarom gaat hartkatheterisatie meestal via de pols nu en niet via lies?
door te grote kans op nabloedingen bij de lies
waar ontspringen de coronairarteriën, welke heb je en waar bestaan ze uit?
in aortawortel net boven de aortaklep
linker coronair arterie
- ramus descendens anterior
- ramus circumflexus
rechter coronair arterie
- ramus descendens posterior
wat voorziet de ramus descendens anterior van bloed?
- voorziet anterior en apicale gedeeltes van het hart, het anterior 2/3e deel van het septum en anterolaterale papillairspier van bloed
- loopt in anterior interventriculaire sulcus
- geeft septale- en diagonale takken
wat voorziet de ramus circumflexus van bloed?
- voorziet laterale en posterior gedeelte van het hart en anterolaterale papillairspier van bloed
- loopt in sulcus coronarius
- geeft MO tak en soms ramus descendens posterior
wat voorziet de rechter coronair arterie van bloed?
- voorziet rechter ventrikel, posterior 1/3e deel van het septum; inferior gedeelte van linker ventrikel, posteromediale papillairspier en geleidingssysteem van bloed
- loopt in sulcus coronarius
- splitst in een ramus descendens posterior en ramus posterolateralis
waardoor wordt bepaald of een hart rechts- of links dominant is?
door de coronair arterie van waaruit de ramus interventricularis posterior ontspringt (dus rechter of linker)
- in ongeveer 88% van de gevallen is dit de rechter coronair arterie (RCA) en is er dus sprake van een rechts dominante coronaire circulatie
waarom heb je bij een probleem in de rechter coronairarterie een hoger risico op geleidingsstoornissen?
omdat die meestal (70%) het geleidingssysteem van bloed voorziet
waarom is er bij een langdurige afsluiting van de rechter coronairarterie een grotere kans op ruptuur van de posteromediale papillairspier dan de anterolaterale papillairspier?
omdat de posteromediale papillairspier van één bloedvat wordt voorzien en de anterolaterale van twee bloedvaten
wat zijn de complicaties die bij ACS komen kijken?
- verminderde contractiliteit
- weefselnecrose
- elektrische instabiliteit
- pericardiale inflammatie
wat zijn acute problemen bij ACS?
ventrikeltachycardie (VT): kan heel snel gaan
ventrikelfibrilleren (VF): geen output
totaal AV blok
wat is het verschil tussen ventrikelfibrilleren en ventrikeltachycardie?
→ verschil bij VF krijg je een litteken (complete chaos, want verschillende cellen in de ventrikel gaan zelf vuren) en bij een VT ontstaat er een re-entry (elektrische geleiding blijft om het litteken heen activeren)
waarmee behandel je ventrikeltachycardie (VT) en
ventrikelfibrilleren (VF)?
defibrillatie en revascularisatie
eventueel anti-aritmica (cordarone, lidocaine)
wat is een totaal AV blok, hoe kun je dit zien in de ECG en hoe behandel je deze?
- totaal geen relatie tussen boezems en ventrikels
- regulaire P-top maar geen relatie met het QRS-complex, komt door een onderwandinfarct
- voornamelijk bij RCA occlusie
- behandeling is revascularisatie,
eventueel tijdelijke PM draad of atropine
wat zijn de subacute problemen bij ACS?
cardiogene shock en myocardinfarct
- hypotensie (systolische bloeddruk <90 mmHg langer dan 30 minuten of noodzaak voor inotropie om bloeddruk boven 90 mmHg te houden)
- ernstige verlaging van de cardiac index/knijpkracht van het hart gecorrigeerd voor lengte en gewicht (<1,8 L/min per m2 zonder support of <2 tot 2,2 L/min per m2 met support)
- verminderde orgaanperfusie
- verhoogde einddiastolische druk
waarbij komt een cardiogene shock vooral voor?
met name bij groot infarct (hoofdstam of proximale LAB probleem)
hoge mortaliteit