Voedingsmiddelenmicrobiologie deel 1.3 Flashcards

1
Q

Welke bacteriële kenmerken willen we beheersen?

A
  • Groei

- Overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef meer uitleg aan het bacteriële kenmerk groei dat we willen beheersen.

A

Groei kan in sommige gevallen gewenst zijn.
De replicatie is exponentieel.

Afdoden lijkt het meest effectief maar hierbij kunnen er toxines vrijkomen ie ziekte kunnen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef meer uitleg aan overleving in het kader van bacteriële kenmerken die we willen beheersen

A

We spreken ook wel van steady state. Dit is de situatie die het meest voorkomt in de voedingsindustrie.
Er is geen uitgroei maar ook geen afdoden. (afdoden enkel bij hordes, volledige afdoding zien we wel bij corned beef)

Dus steady state is het meest voorkomend, streven om de initiële contaminatie zo laag mogelijk te houden.
In de meeste gevallen hebben een lage bacteriële contaminatie in dierlijke producten en is het aandeel pathogenen zeer laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De wetgever weet dat helemaal vrij van pathogenen niet haalbaar is, wat is hun eis?

A

Vrij van pathogenen in 25 gram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor wat staat de afkorting VBNC

A

Viabele but not culturalbe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef uitleg aan het VBNC verhaal

A

VBNC is niet hetzelfde als overleven, bij overleven hebben we een metabolisme, zien we opname van voeding, uitstoten van afvalstoffen en hebben we motiliteit, maar geen deling.

In VBNC kunnen we het metabolisme zeer lastig waarnemen. De morfologie van de bacterie is ook anders. Er is geen groei op de agarplaat en als we deze cellen terug in een dier brengen kunnen het weer de normale cellen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vertel alles wat je weet over BIAS labocondities.

A

Bv je neemt een staal van de gekookte hesp en brengt dit aan op petrischaal. Dit geeft onderschatting van het werkelijke aantal.

Waarom? We hebben BIAS op 2 niveau’s

  1. Zijn we in staat om alle bacterien over te brengen op de petrischaal.
  2. De voedingsbodem is niet gelijk aan de gekookte hesp.

Er zijn kiemen in het proces erbij en eraf gegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is van belang bij het onderzoek naar bacteriën?

A
  • Samenstelling van het voedingsmiddel, dus de agarbodem.
  • De temperatuur waarbij geincubeerd wordt
  • De atmosfeer waarbij geincubeerd wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er nog meer van belang bij groei en afdoden?

A
  • Motiliteit
  • Spore vormig
  • Toxines
  • Virulentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat weet je te vertellen over motiliteit?

A

Het is de eigenschap van een bacterie om zich voort te bewegen. Belangrijk voor ubiquitaire kiemen.

Als een bacterie op de mucuslaag aanwezig is, kan deze doorheen de mucuslaag en zich aanhechten op microvilli en enterocyten.

Motiliteit is afhankelijk van e temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat weet je over spore vorming?

A

Is afhankelijk van de pH, temperatuur en atmosfeer.

Het is van een vegetatieve kiem een spore vormen, dit vereist ongunstige omstandigheden en kost veel energie.
Desporulatie is het terug gaan van een spore naar een vegetatieve kiem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat weet je over toxines?

A

Dat deze zeer belangrijk zijn in de voedselveiligheid. Toxines worden geproduceerd door een vegetatieve cel.
Ze kunnen ook vrijgesteld worden tijdens het afsterven de kiem. Hiermee dient men rekening te houden bij het toedienen van antibiotica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat weet je over virulentie?

A

Dat dit sterk kan verschillen tussen bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom delen bacteriën zich?

A

Omdat het inwendige volume te groot is geworden voor het oppervlak. Onder optimale omstandigheden hebben we metabolisme, hierdoor stijgt het volume maar wordt het oppervlak niet groter.
Er is een grens aan het aantal porien/uitwisselingskanalen daardoor gaat de bacterie delen..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kun je er aan doen om een bacterie te laten stoppen met delen?

A
  • Minder voedingsbestanddelen aandienen.

- Vrij water onthouden door toevoegen van zout. Het water gaat binden en daardoor geen metabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat weet je over de LAG fase?

A

We kennen de LAG fase, deze willen we lang houden in het geval van voedselveiligheid maar kort in het geval van fermenteren.
In het geval van voedselveiligheid liefst eerst afdodingsfase (verhitten) en dan een lange LAG-fase (koelen).

Als het niet lukt om af te doden of ster te verzuren dan zal afdoden niet gaan, dan wilt men een LAG-fase creëren die langer is dan de houdbaarheidsdatum.

17
Q

Hoe groeit een bacterie normaal, welke verschillende fasen kennen we?

A

We beginnen met de LAG-fase, daarop volgt de exponentiele fase, gevolgd door de stationaire fase en daarop volgt er eventueel een afdodingsfase.

18
Q

Wat weet je over de generatie tijd?

A

Dat we het ook wel verdubbelingstijd noemen, dit is bacterie en stamspecifiek en ook de condities hebben hier een grote invloed op.

19
Q

Wat is antagonistische groei?

A

Dat twee kiemen samen een tragere groei hebben dan ze beide apart hebben.

20
Q

Wat is synergetische groei?

A

Dat bv lactobacillus thermphilis en delbreucki samen achtaldehyde vormen in yoghurt (geeft structuur en veiligheid) maar dat als je ze samenvoegt ze samen veel meer productie van acetaldehyde realiseren.

21
Q

In welke groei stimuleren bacterien elkaar?

A

Symbiotische groei

22
Q

Wat is diauxische groei?

A

Het overschakelen naar een andere energiebron. Bv van glucose naar mannose zal relatief snel plaats vinden, we hebben dan geen LAG fase.

Bij glucose naar galactose is deze wel te zien.

Dit proce kan dus gaan met eventuele retardatie (vertraging) of niet.

23
Q

Waarom is de voedselsamenstelling in bijna alle gevallen geen horde?

A
  • Eten van dierlijke oorsprong en kant en klare maaltijden bestaan uit een mix van nutriënten, daardoor is er altijd wel wat voor de pathogeen over.
  • Bacterien beschikken over diverse metabolische pathways en kunnen dus overschakelen op een ander nutrient.
  • Er is een samenwerking tussen verschillende micro-organismen. De een gebruikt soms juist weer de afvalstoffen van de ander.