Biologische gevaren - inleiding Flashcards

1
Q

Wat zegt de WHO over voedseloverdraagbare aandoeningen?

A

Dat dit een wereldwijd groeiend probleem is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voedseloverdraagbare aandoeningen?

A

Het resultaat van opname van voedingsmiddelen die gecontamineerd waren.
Die contaminatie kan op elk moment hebben plaats gevonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een misverstand over voedseloverdraagbare aandoeningen?

A

Dat ze enkel gastrointestinale klachten veroorzaakt. Het kan ook zorgen voor neurologische/gynaecologische en andere aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe lang duurt de rapportering van voedseluitbraken normaal gesproken?

A

2 tot 3 jaar, deze worden uitgebracht door het EFSA en de ACDC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aan wat zijn de meeste uitbraken gelinkt?

A

Aan gemengd eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een zoonotisch pathogeen?

A

Een pathogeen dat kan overgedragen worden tussen mens en dier en omgekeerd. Dit kan rechtstreeks maar ook via faeces of een vector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat weet je over food/water borne pathogens?

A

Dat deze via levensmiddelen en water mensen kunnen infecteren. Doorgaans is het milieu hiervoor een reservoir.
We denken ook aan de term ubiquitair. Ze leven in de omgeving, en vormen sporen in ongunstige omstandigheden.

Ze hebben veel variaties in hun genoom voor stabiliteit en flexibiliteit.

Voorbeeld zijn : Bacillus cereus, Clostridium botulinum en Listeria monocytogenes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een groot nadeel bij zoonotische agentia en maakt het opsporen zeer moeilijk?

A

Dat degene die het veroorzaken (meestal nutsdieren) nooit tot bijna nooit ziekte vertonen. Ook zien we meestal geen verminderde productieparameters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor soort dragers en dergelijke hebben we allemaal bij de nutsdieren?

A
  • Gezonde drager : Dit aantal is zeer laag meestal.
  • Intermiterende dragers : Dit zijn dragers maar geven niet continue iets vrij, is zeer lastig op te sporen
  • Super uitscheiders : Deze scheiden uit in enorme aantallen en zorgen voor besmetting van de ganse stal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van wat hangt de ernst van een infectie onder andere af?

A

Van het organisme dat de ziekte veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreken we van een uitbraak?

A

Situatie waarbij er meer ziekte gevallen worden geconstateerd dan verwacht, waarbij er een verband kan zijn met dezelfde voedselbron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer spreken we van een voedselinfectie?

A

Wanneer er een ziekte optreed als gevolg van de inwerking van een pathogeen op de gastheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vertel iets over de incubatietijd van de pathogenen?

A

Normaal gesproken hebben een lange tot zeer lange incubatie tijd, deze duurt 8/12/24 uur.
Bij Listeria monocytogenes zien we soms een incubatietijd van 4 tot 6 weken. Pathogenen worden normaal gesproken in lage infectieuze dosissen opgenomen, hoe meer men van het pathogeen opneemt des te korter de incubatie tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een voedselintoxicatie?

A

Het gevolg van de inwerking van een toxine. Deze wordt geproduceerd door het pathogeen. We hebben hitte labiele toxines en hitte stabiele toxines. Hitte stabiele toxines kunnen ook aanwezig zijn zonder dat de pathogeen aanwezig is.

Om toxines te produceren hebben we een hoog aantal pathogenen nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem een ander woord voor nevenwerkingen?

A

Sequalae, deze zijn vaak zeer ernstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de verschillende redenen van voedselinfecties

A
  • Gebrek aan persoonlijke hygiene
  • Gebrek aan hygiene in de keuken of verwerkingsplaat
  • Niet respecteren van warmte en koude keten.
  • Te lange tijd tussen bereiden en consumptie (gebeurt niet zo vaak want consument gaat wel opmerken dat product bedorven is)
  • Grondstoffen van slechte microbiologische kwaliteit.
17
Q

Wat is het principe bij pathogenen in voedsel?

A

Voedsel is nooit vrij van pathogenen, we passen het ALARA principe toe. As low as reasonble acceptble.

18
Q

Van wat hangt de pathogeniciteit af?

A

Al heeft iedereen van een bepaald product gegeten wordt toch niet iedereen ziek.
De oorzaken hiervoor zijn :

  1. Het levensmiddel zelf, de samenstelling en de matrix.
  2. Pathogeen, we hebben te maken met stamverschillen naar virulentie en dergelijke.
  3. Gastheer : Fysiologische toestand (stress/slaap tekort) en immunologische toestand (YOPI, young/old/pregnant/immunosuppresief)
  4. Medicatie : Bv maagzuurremmers spelen ook een belangrijke rol.

Alle factoren samen zorgen voor een zeer complex geheel.

19
Q

Waarom zijn de cijfers van het aantal gevallen een onderschatting?

A

Omdat enkel de gerapporteerde gevallen worden weergeven. Dit zijn de gevallen die alle stappen hebben doorlopen.
Bij de meeste voedselpathogenen is er geen aangifte plicht. Ook gaan milde gevallen niet naar de huisarts. Omdat de cijfers worden onderschat worden ook de kosten onderschat.

20
Q

Wat is de volgorde van rapporteren?

A

Eerst stalen afnemen isoleren en identificeren, dan nationale competente overheid inlichten en het FAVV. Daarna een qeustionair, hierin komen vragen zoals wat is er gegeten, door wie en waar.
Men gaat het voedsel analyseren, als er nog voedsel aanwezig is, dan gaat men een isolaat bekomen en dat vergelijken met de humane isolaat.