Microbiota in voedingswaren Flashcards

1
Q

Wat is een ander woord voor een indicator organisme?

A

Index organisme of verklikker. Een merker die de aanwezigheid of de mogelijke aanwezigheid van een ecologisch vergelijkbaar pathogeen aangeeft.
Ze moeten dan beide wel in dezelve ecologische setting zijn. Dus de verklikker moet in dezelfde matrix, dezelfde transmissie route en de zelfde voorwaarden voor groei en verspreiding hebben dan het organisme waarin je geïnteresseerd bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke manier doen we routine matige analyse van voedingswaren het liefst?

A

Op een kwantitatieve manier. We hebben dan een echt aantal. Maar routinematig wordt de kwalitatieve analyse veel vaker uitgevoerd.
Dus de aan of afwezigheid bepalen.

Analyse naar een voedselpathogeen duurt langer, is arbeidintensiever en zegt niet altijd dat het product veilig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onder welke 4 vormen kunnen we bacterien tegen komen bij kwantitatieve analyse?

A
  • Levend, vegetatief : Metabolisch actief. Deze zijn degene die we voornamelijk zoeken.
  • Spores
  • Dood
  • VBNC, er is geen kweek mogelijk.

In de routine analyse gaan we ervanuit dat levende vegetatieve vormen en het opsporen van spores het meest cruciaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vertel alles wat je weet over een levende tellen?

A

We gaan tellen welke micro-organismen er aanwezig zijn en levend zijn.
We moeten er rekening mee houden dat :
1. De bacteriële cel in staat is om te delen op een geschikt agar medium in het laboratorium. Sommige kunnen niet uitgroeien op een bepaald medium in bepaalde omstandigheden.
2. Elke levende cel groeit niet tot een visueel aantal waarneembaar kolonies. Soms gaat er 2 opdezelfde plaats groeien en in elkaar over gaan.

De levende telling voeren we uit op giet, spreid plaat of MPN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 4 parameters bekijken we bij een levende telling?

A
  1. Totaal aeroob kiemgetal
  2. Totaal anaeroob kiemgetal
  3. Totaal spore vormende aerobe bacteriën
  4. Totaal spore vormende anaerobe bacteriën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk medium gebruiken we voor een levende telling?

A

Algemene groeimedia. De meest gebruikte zijn de PCA (plate count agar) en de TSA (tryptone soya agar). In een klinische setting gebruiken we een bloediger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke temperatuur gaan we gebruiken voor de levende telling?

A

30 graden celcius. Grootste deel van de mesofiele flora is mee maar ook de psychrofiele en pseudopyschrofiele flora.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voegen we toe bij anaerobe omstandigheden?

A

CO2 in plaats van zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bepaal je het totaal spore vormende anaerobe en aerobe bacterien?

A

We maken een homogenaat en gaan dit gedurende 10 minuten koken bij 80 graden celcius, hierbij gaan alle vegetatieve kiemen afgedoold worden. Na het afkoelen zullen dus enkel maar de sporen aanwezig zijn. Deze gaan we uitplaten op een medium.
Het resultaat is onderschatting want desporulatie is niet altijd gegarandeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat tel je op de PCA plaat?

A

Alles, dus zowel de grote als de kleine kolonies.

Dit zijn waarschijnlijk andere bacterie soorten maar dat hoeft niet perse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit wat bestaat een levende telling?

A

Uit een algemene telling en een semi-algemene telling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit wat bestaat de semi-algemene telling?

A

Uit het totaal aantal gisten en schimmels en het totaal aantal melkzuurbacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de voorwaarden van een indicator organisme

A

Ze moeten aanwezig zijn wanneer het target organisme aanwezig is.
Ze moeten in grotere aantallen voorkomen dan het target organisme.
De indicator moet willekeurig verdeelt zijn in de matrix om een bias te vermijden. Tenzij dat het target organisme zelf niet homogeen verdeeld is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een indicator voor fecale contaminatie?

A

De E. Coli is een verklikker voor voedselpathogenen die een reservoir hebben in het gastro-intestinale stelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een indicator voor bederf?

A

De presumptieve pseudomonas species. Deze mag in 10 tot de 2-3e aanwezig zijn. Bederf zien we vanaf 106-7e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welk soort bodem bepaal je het totaal aantal gisten en schimmels?

A

Dit hangt af van de AW-waarde.
Als je een AW-waarde hebt kleiner of gelijk aan 0.95 (zoals oppervlakte fruit bv) dan gebruiken we een DG18 plaat.

Heb je een AW-waarde hoger dan 0.95 zoals bij dierlijke producten meestal zal zijn dan heb je een DRBC agar nodig.

Beide platen laten geen groei van bacteriën toe.

17
Q

Hoelang en bij welke omstandigheden incubeer je voor gisten en schimmels?

A

25 graden gedurende 5 dagen. Deze platen moeten dagelijks afgelezen worden omdat schimmels en gisten snel in elkaar overgroeien.
En dicht aflezen.

18
Q

Op welk soort medium bepaal je het aantal melkzuurbacterien/lactobacillen?

A

Op een MRS-medium. Lactobacillen zijn zeer heterogeen en daardoor niet apart te bepalen.

19
Q

Onder welke omstandigheden incubeer je een MRS medium?

A

Deze is geschikt voor de bepaling van het aantal melkzuurbacterien.

30 graden celcius, anaeroob of aeroob gedurende 3 dagen.