Tendinopathie van knie Flashcards

1
Q

algemeen anterieure kniepijn

A
  1. anterieure kniepijn
    - 85% in patella-femorale gewricht
    - 15% peripatellaire problematiek = plica, synovialis of bursitis
    - gerefereerde pijn van heup kan ook
  2. prevalentie
    - een van de meest voorkomende knieklachten
    - vooral bij adolescente vrouwen
    –> vrouwen hebben 2,2x meer kans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

PIJN bij anterior kniepijn

A
  1. symptomen
    - knie flexie in pijnlijk
    - pijn bij bewegingen die drukken veroorzaken = van trappen afgaan is pijnlijker als opgaan!
    - soms snapping
    - pijn bij lang zitten = movie sign-syndroom
  2. oorzaak van pijn ≠ kraakbeen
    - subchondrale bot = botoedeem
    - infrapatellaire vetpad van Hoffa
    - lateraal retinaculum
    - ligamentaire structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

peri-articulaire problematiek

A

housemaids knee

  1. bursitis types
    - helder vocht = bursitis
    - bloed = sangiune bursitis = Morel Lavalée
    - septische bursitis = infectie van vocht
    –> risico met verspreiding naar gewricht = septische artrits
  2. sanguine bursitis
    - kan heel groot worden & snel opnieuw vullen na prikken
    - zo laten anders na meerdere keren prikken teveel vochtverlies
    - therapie = bursectomie of bloedvat dichtbranden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

krachten op patella in sagittale vlak

A
  1. vectoren
    - trekkracht van quadriceps & patella pees
    - resultante vormt compressiekracht op gewricht
  2. compressie kracht = toenemend bij diepere knieflexie
    - trappen op = 2,5xlichaamsgewicht
    - trappen af = 3,5x
    - 75° = 6x
    - squat 90° = 7,7x
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

krachten op patella in frontale vlak

A
  1. Q-hoek
    - lijn van centrum patella naar tuberositas tibiae
    - lijn van centrum patella naar SIAS
    - zorgt voor laterale kracht & opwaartse rotatie kracht
    –> richting van Qc & overmacht van vastus lateralis
  2. vergroten van heuphoek
    - coxa vara
    - genu valgum
    - mannen = 15° - vrouwen = 20°
  3. zwangerschap
    - groter worden van Q-hoek door relaxine
    - langer relaxine in bloed door borstvoeding
    - vrouwen vaak vermageren post-partum = lopen
    - na 6w bij flesvoeding, pas 12w bij borstvoeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

krachten op patella transversale vlak

A
  1. statische stabilisatoren
    - laterale femur condyl is groter als mediaal
    - congruentie van patella & femur
    - mediaal retinaculum
  2. dynamische stabilisatoren
    - spieren van pes anserinus
    - VMO = 55° tov. rectus femoris
    - meer kracht voor stabilisatie dan knie-extensie
  3. reflex-inhibitie
    - meer bij spieren dichter tegen gewricht
    - meer bij VMO
    –> ook sterk effect van hydrops
    - deze spier is net erg belangerijk voor stabilisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

training van VMO

A
  1. selectiviteit
    - enkel mogelijk door elektrotherapie
    - vaak niet goed ontvangen bij PFP klachten
    - geen selectiviteit mogelijk door oefeningen
    - training maximaal 5-6/10 VAS pijn
    –> dag nadien terugvallen naar oorspronkelijk niveau
    - minder pijn = zwaardere oefeningen
  2. excentrisch spierwerk
    - bij schokabsorptie van springen
    - vaak gestoord bij PFP klachten
    - excentrisch spierwerk is motorisch moeilijker
    –> letsel ook in brein = minder goede motorische controle
    - MC-oefeningen vaak nodig
    –> direct effect door minder belasting op knie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

contact van patella-femur bij flexie

A
  1. knie extensie
    - geen contact met gewrichtkraakbeen
    - rusten ter hoogte van femur boven vetlichaam van Hoffa
  2. knieflexie = meer contact bij meer flexie
    - 10-20° onderpool maakt contact met proximale deel kraakbeen
    - 30° patella ligt in groeve zonder contact van Odd-facet
    –> mediaal kuiltje van patella
    - 90-135° contact met odd-facet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

congruentie van kniegewricht

A
  1. 0-40° soft-tissue stabilisation
    - eerste contact is vlak
    - slechte form closure = nood aan force closure
    - meer nood aan dynamische stabilisatoren
  2. 40-ROM° bony stabilisation
    - diepere knieflexie = congruentie van groeven
    - betere form closure
    –> betere stabilisatie afh van sulcushoek & congruentiehoek
    - minder nood aan statische stabilisatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

krachten & contact van knie

A
  1. geslotenketen
    - verdubbelen van oppervlakte bij flexie
    - verviervoudiging van kracht bij flexie
    - druk zal licht stijgen
    - compensatie mechanisme maar niet voldoende
  2. openketen
    - kracht stijgt bij extensie
    - oppervlakte daalt bij extensie
    - druk stijgt heel sterk
  3. oefeningen
    - 0-30° is in beide ketens toelaatbaar = nog geen echt contact
    - open keten pas bij latere fases
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitlokkende factoren voor malalignatie

A
  1. statisch
    - patella alta-baja
    - dysplasie van PF-gewricht
    - kissing of squinting patellae
    - vergrote Q-hoek
  2. dynamisch
    - VMO dysfunctie of hypotrofie/atrofie
    - spierverkortingen
    - hyperpronatie
  3. psychologisch model
    - catastrophing & fear of movement
    - depressie
    - hyperalgesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

patella alta & - baja

A
  1. normale stand patella
    - afstand bovenpool -> onderpool
    - moet hetzelfde zijn als onderpool -> tubositas tibiae
  2. patella alta
    - te hoge stand van patella
    - spierverkortingen = rectus femoris, TFL of vastus lateralis
    - hematoom/hypertonie door overbelasting/stoot
  3. patella baja
    - te lage stand van patella
    - multiple artroscopieën
    - verklevingen bij extensie deficiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vorm & positie van patella

A
  1. vorm
    - hypoplasie van laterale femur condyl = komt evenhoog als mediale
    - trochlea dysplasie = geen uitgesproken groeve
    –> floating petalla
    - abnormale configuratie van patella
  2. kissing/squinting patella
    - verhoogde anteversie van femurhals
    - knieën zijn naar binnen gedraaid
    - compensatie door tibia exorotatie = voeten naar voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

alignment van been

A
  1. spierzwakte
    - heupextensie
    - abductie
    - exorotate
  2. doorzakken
    - unipodale stand = bekken shift
    –> grotere Q-hoek = meer klachten
    - hogere femorale rotatie ≈kraakbeenstress
  3. gevolg
    - heup adductie & heup endorotatie training
    - probleem begint bij slechte hupcontrole
  4. lopers
    - te rechte romp positie
    - door zwakte gluteus maximus & te grote paslengte
    - kleinere paslengte = 30% minder intra-articulaire drukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dynamische uitlokkende factoren

A
  1. verkortingen = laterale keten
    - rectus femoris = patella alta
    - hamstrings = verhoogde compressie & hyperponatie
    - ITB = hogere lateraliserende vector
    –> Ober test
    - gastrocnemius = compensatoire hyperpronatie
  2. therapie van verkortingen
    - therapie = stretching & passieve mobilisatie
    - soms chirurgisch klieven van laterale retinaculum
  3. relaxiteit = mediale keten
    - mediale retinaculum
    - verzwakking = VMO & pes anserinus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hyperpronatie

A
  1. oorzaken
    - te lang bestaande endorotatie
    - lateraalwaarste krachtwerking vergroot
    - soleus verkorting
    - compensatoir bij assymetrisch been
    –> kinderen groeien assymetrisch dus klachten kunnen verhuizen
  2. mechanisme
    - voet staat naar buiten = out-toeing
    - knie buigt naar voor
    - equivalent van grotere Q-hoek
  3. therapie
    - pas ingrepen bij kinderen als groeischijven op zijn
    - onder 6j nooit steunzolen
    - vetweefsel & onder ontwikkeld voetgewelf kan vaak lijken op platvoeten
17
Q

effect van malalignment patella

A
  1. patella instabiliteit = zie vorige
  2. gevolgen
    - traumatisch = (sub)luxatie
    - chronisch = femoropatellaire dysfunctie
  3. chondromalacia
    - gevolg van langdurige hogere druk op kraakbeen
    - of meerdere subluxaties
    - of contusio
18
Q

andere effecten van malalignment

A
  1. boetoedeem
    - zoals blauwe plek in spier
    - vage pijn
  2. mediale pijn
    - chronsiche rek op mediale retinaculum = microfracturen
    - continu willen genezen = hogere doorbloeding & meer zenuwen
    –> meer pijn
  3. laterale pijn
    - impingment van laterale structuren = synovitis
    - klachten kunnen van mediaal naar lateraal gaan
19
Q

chondromalacia patellae

A
  1. algemeen
    - geen synoniem van patellofemorale klachten
    - door overbelasting van kraakbeen = malalignment, subluxaties of contusio
    - lage correlatie van beeldvorming & PFP klachten
  2. traumatisch
    - val op knie = macrotrauma
    - continu klikken van knie = repititieve microtraumata
  3. gradaties
    - 1 & 2 = geen macroscopisch maar niet gezond meer
    –> aanwezigheid malacia ≠ mate van klachten
    - 3 & 4 = pijn door kraakbeen letsels
20
Q

diagnose van chondromalacie patellae

A
  1. anamnese & predisponerende factoren
    - biomechanical overload model
    - intrinsieke risicofactoren = stabilisatie van gewricht
    - extrinsieke risicofactoren = lading op gewricht
  2. onderzoek
    - pijn bij palpatie van patellaire facetten & retinaculum
    - hydrops door synovitis indien echte kraakbeen aantasting
    - mobilisatie van patella = apprehension sign
    –> patiënt probeert zich hier tegen te weren
    - compressietest is pijnlijk in 90°
    - zichtbare atrofie van VMO
  3. teken van Zohlen
    - ben heffen in stand
    - normaal = knie naar craniaal
    - manueel craniaal verplaatsing tegen gaan
    –> indien pijnloos = positief teken
21
Q

therapie van chondromalacie

A
  1. conservatief
    - eerst 6maand kine
    - indien niet opgelost dan pas chirurgie
    - meeste patiënten zijn meer geholpen met kine dan chirurgie
  2. onderdelen
    - pijnbehandeling
    - stabilisatie met taping & bracing
    - spierrevalidatie
    - stretching & passieve mobilisatie
    - correctie van hyperpronatie
    - educatie
22
Q

pijnbehandeling van chondromalacie

A
  1. kine
    - relatieve rust & pijnlijke bewegingen uitlokken
    - revalidatie van VMO
  2. medicatie
    - NSAID minimaal pas na 48u & voor 5dagen
    - glucosamine & collageen supplementen zijn weinig effectief door maagvertering
    - PRP patalet rich plasma = groeifactoren die stamcellen stimuleren voor revalidatie
  3. hyaluron-IA
    - indien alle bewegingen pijlijk = snellere opstart van therapie mogelijk
    - normaal = 3 miljoen Dalton viscositeit door hyaluron
    –> schade = zakt naar 2 duizend
    - slecht bij langdurig pakken = geen gevoel van conflict meer & hogere artrose ontwikkeling
23
Q

stabilisatie door taping

A

bracing is niet effectief!!

  1. glide factor
    - laterale gliding van patella
    - beperken door tape van laterale rand patella naar mediaal
    - mediale weke delen omhoog tekken
  2. tilt-component
    - tape van middelijn patella naar mediaal
    - laterale zijde van patella zo hoog mogelijk trekken
  3. rotatie component
    - inferior pool naar mediala & proximaal
    - meestal alles samen & meerdere keren herhalen
24
Q

andere pathologiën aan patella

A
  1. geen patella
    - geen vorming van goede mediale & laterale condylen
    - slechte kracht & stabiliteit
  2. patellaluxatie
  3. kraakbeenletsels
25
Q

algemeen patella luxatie

A
  1. voorkomen
    - acuut
    - recidiverend
    - habitueel
  2. symptomen
    - plotsdoorzakken met val
    - vaak spontane reductie
    - pijnlijk
    - zwelling = hemartros
  3. complicaties
    - beenderige avuslie
    - recidiveren
26
Q

patella luxatie therapie

A
  1. conservatief
    - isometrische oefeningen van Qc
    - stretching van laterale & posterio keten
    - correctie van predisponerende factoren
  2. indicaties voor heelkunde
    - artroscopie voor kraakbeenletsels
    - significante osteochondrale fracturen
    - eerste luxatie met onvoldoende reductie
    - recidiverende luxaties die niet op conservatieve therapie reageren
  3. heelkunde
    - laterale retinaculum klieven
    - trochleoplastie = groeve vormen
27
Q

algemeen tendiopathiën

A
  1. intrinsieke risicofactoren
    - lichaamsbouw & biomechanische factoren
    - leeftijd
    - spierkracht
    - lenigheid
  2. extrinsieke risicofactoren
    - materiaal & bodem
    - training
    - warming-up & cooling-down
    - anabole steroïden
28
Q

algemeen patellapeestendinopathie

A
  1. jumper’s knee
    - meest vookromende pees ontsteking van knie
    - sporten waarbij springen vaak voorkomt
    - duidelijk overbelastingsprobleem = verandering in load afgelopen weken
    - meestal aan onderpool van patella
  2. predisponerende factoren
    - hyperpronatie
    - verkorting van hamstrings & bekken retroversie = te hoge spanning op pees
    - bekken anteversie = verkorting van pees
29
Q

kliniek van patellapeestendinopathie

A
  1. symptomen
    - pijn voorzijde van knie, distaal van patella
    - pijn afh van stadium
    - meestal mechanisch met inflammatoire componenten
    - uitlokking = sport beweging
    - zwelling is niet frequent
  2. diagnose
    - triade = drukpijn, pijn bij contractie & pijn bij stretchen
    - kliniek is meestal voldoende maar echo is mogelijk
    - onderzoeken van predisponerende risicofactoren
30
Q

onderzoek van patellapeestendinopathie

A
  1. load tests
    - pijn provocatie bij meer belasting
    - minder bij opwarming
  2. testen
    - single leg declined squat
    - leg extension & leg press
    - hop
    - split jump
31
Q

risicofactoren voor achillespeestendinopathie

A
  1. antropometrie
    - mannelijk geslacht
    - BMI
    - lengte verschil in bennen
    - arcus hoogte van voet
  2. onderzoek
    - mobiliteit naar dorsiflexie beperkt
    - mobiliteit naar endorotatie beperking
    - kracht Qc, glut & kuit verminderd
  3. kinematica
    - sportpatroon
    - in vermoeide staat bekijken
32
Q

therapie van patellapeestendinopathie

A
  1. algemeen
    - NSAID & anti-inflammatoir
    - gedoseerde rust
    - diepe dwarse fricties
    - progressieve krachttraining
  2. preventie
    - tendinopathie is gevolg = onderliggende oorzaak aanpakken
    - aandacht voor warming-up & cooling-down
    - circulaire tape & brace
    - correctie van predisponerende factoren
  3. sporthervat
    - alle inflammatoire parameters zijn verdwenen
    - normale mobiliteit, kracht, … = altijd
33
Q

complicaties van jumper’s knee

A
  1. ruptuur
    - quadricepsspier
    - patellapees = chronische tendinitis of corticoïde-injectie
    –> 2/3 aan apex
    - avulsie van patella onderpool door stressfractuur = Sinding-Larsen
    - avuslie van apophyse tuberositas tibiae = Osgood-Schlatter
    –> vooral bij kinderen
  2. andere complicaties
    - versnelde tekenen van groei = grotere tuberositas tibiae
    - patella magna = grotere patella
    - ossicula = kleine ronde verbeningen in patellapees
34
Q

iliotibiaalband frictiesyndroom

A
  1. verloop van ITB
    - rust = posterior van heup & anterior van knie
    - beweegt naar anterior van heup tijdens push-offfase
    - beweegt naar posterior van knie bij 30°+ knie-flexie
  2. symptomen
    - drukpijn & pijn aan laterale femurcondyl
    - verdikking & fibrotisering van bursa = bow-stringing
    - snapping
    - instabiliteit gevoel
    - pijn bij repitieve flexie/extensie rond 30°
    - pijn bij unipodale stand rond 30°
35
Q

oorzaak van ITB frictiesyndroom

A
  1. algemeen
    - inflammatie van ITB & eventueel borsa
    - bewegen van ITB over laterale femurcondyl
  2. intrinsieke factoren
    - genu valgum = hogere tractie
    - femorale anteversie (exorotatie) of tibiale endorotatie
    - hyperpronatie = vergrootte endorotatie van tibia
    - beenlengte verschil = last aan langste been door secundiare hyperpronatie
    - verkorting van ITB door krachttraining
  3. extrinsieke factoren
    - trainingsfouten
    - lopen: begraf, oneffen terrein of slechte schoenen
    - onvoldoende correcte van hyperpronatie
36
Q

therapie van ITB frictiesyndroom

A
  1. klassiek schema voor tendinopathie
    - rust
    - strechting
    - vermijden van hellingen & corrigeren van predisponerende factoren
    - excisie van bursa indien oorzaak ook is aangepakt
  2. chirurgie
    - klieven van ITB
    - vaak samen met LCL
    - achteraf meer complicaties = overstressing van MCL
    - meer kraakbeen schade
37
Q

popliteustendinopathie

A
  1. functie
    - interne rotatie van knie = externe rotatie van femur
    - retractie van posterolaterale meniscus bij knieflexie
    - synergie met achterstekruisband = ventrale translatie
    - versterking posterolaterale kapsel
  2. oorzaken
    - genu recurvatum
    - bergafwaarts lopen
    - lopen in exorotatie/hyperpronatie
  3. symptomen = triade van pijn: druk, contractie & rek
  4. therapie
    - conservatief met rust
    - vermijden van bergafwaartslopen & oneffen terrein
    - corrigeren biomechanische factoren
38
Q

biceps-femoristendinopathie

A
  1. algemeen
    - tendinopathie van bicepsinsertie rond caput fibullae
    - pijn aan posterolaterale kant van knie
    - pijn bij hyperextensie & flexie-exorotatie
    - therapie = conservatief
  2. differeniaal diagnose van laterale kniepijn
    - lateraal meniscus letsel & cyste
    - ITBtendinitis
    - lateraal patellair facetsyndroom
    - artrose femur-tibia lateraal
    - chonrisch lig-coll-lat- of proximaal tibiofibulaire laxiteit
    - popliteustendinitis
39
Q

pes-anserinustendinopathie

A
  1. algemeen
    - aan mediale zijde van tibia posterior van crista tibiae
    - symptomen = triade van pijn: druk, contractie & rek
    - conservatieve therapie
  2. oorzaken = toegenomen tractie
    - hyperpronatie
    - genua valga