Pathologie van afstoting Flashcards

1
Q

waarom een nierbiopt?

A
  • geeft een diagnose
  • sturen van de behandeling
  • voorspellen van de prognose
  • onthullen van de pathogenese
  • validatie van uitkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

heeft de nefropatholoog altijd gelijk?

A
  • verschillende pathogenetische mechanismen kunnen een soortgelijke morfologische respons geven
  • grote van het biopt; bepaalde sample grote nodig voor juiste interpretatie
  • primaire laesie soms lastig te vinden omdat meerdere compartimenten aanwezig zijn
  • end-stage kidney disease geeft aspecifieke chronische afwijkingen, de oorspronkelijke ziekte is dan niet altijd goed te achterhalen
  • sampling error
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belangrijke informatie bij nierbiopt van een niertransplantaat:

A
  • donor afkomst
  • tijdstip na transplantatie
  • heeft de nier het altijd goed gedaan
  • medicatie
  • oorspronkelijke ziekte
  • nierfunctie
  • anti-donor HLA antibodies/antilichamen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

transplantaat nier: Banff classificatie

A
  • minimaal 7 glomeruli en 2 arteriën voor een adequaat biopt
  • sommige diagnosen kunnen gesteld worden a.d.h.v. minder weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

transplantaat nier. Banff Classificatie, welke categorieën?

A

Categorie 1: normaal biopt
Categorie 2: antilichaam gemedieerde rejectie
Categorie 3: borderline
Categorie 4: T-cel gemedieerde rejectie
Categorie 5: interstitiële fibrose en tubulaire atrofie
Categorie 6: andere veranderingen die niet geassocieerd worden met acute of chronische rejectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

T-cel gemedieerde rejectie:

A

T-cellen/lymfocyten
acute T-cel gemedieerde rejectie:
- type 1: tubulo-interstitieel (in de tubuli) (echt T-cellen/lymfocyten in de tubuli)
- type 2: endarteritis (T-cellen in de vaten/arteriën)
- type 3: transmurale ontsteking/fibrinoïde necrose (type 2, maar dan erger en meer uitgebreid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

BK nefropathie is ook een tubulo-interstitieel iets, alleen dan met plasmacellen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

borderline TCMR (T-cel gemedieerde rejectie):

A
  • infiltraat 10-25% van de cortex en tubulitis
  • ongeveer 33% ontwikkelt toch transplantaat dysfunctie (acute rejectie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Actieve ABMR = Active Antibody Mediated Rejection (cellen: monocyten en neutrofiele granulocyten):

A
  1. Histologisch:
    - acuut histologische weefsel schade
    - microvasculaire ontsteking + (dus positief) (glomerulitis en ptcitis, peritubulaire capillaritis)
  2. C4d + PTC’s
  3. DSA (donor specifieke antistoffen) + (dus positief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

je kan een C4d immunohistochemische kleuring doen om aan te tonen dat het biopt C4d positief is.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ABMR is moeilijker te behandelen dan TCMR.

A

dus categorie 2 is moeilijker te behandelen dan categorie 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

IF/TA:

A
  • fibrose tussen de tubuli
  • dikker worden van het basaalmembraan van de tubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

binnen 3 dagen na transplantatie is de kan groter op een TCMR.
terwijl als het na een week optreedt, dan kans op AMR groter is.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

juiste klinische informatie is altijd belangrijk:

A
  • hoe snel is de nierfunctie achteruit gegaan (dagen? Weken? Jaren?)
  • is er een verdenking op een virale infectie?
  • zijn er donor specifieke antilichamen aanwezig?
  • heeft de patiënt al aanvullende immunosuppressie gekregen voordat het biopt is afgenomen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly