Hersendood en donatievraag Flashcards

1
Q

DCD is:

A
  • na het natuurlijk stoppen van het hart
    –> hier valt ook donatie na euthanasie onder
    –> mogelijke organen voor donatie: lever, nier, darm, pancreas, soms long
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bij DBD kunnen in theorie alle organen gedoneerd worden.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DCD orgaan donatie procedure:

A
  • er is geen mogelijkheid meer voor herstel
  • donorregister raadplegen (altijd doen, ook al weet je van te voren al dat de organen toch niet bruikbaar zijn)
  • gesprek met nabestaanden
  • eerst allerlei onderzoeken naar de donor
  • als dat allemaal gecontroleerd is, plan maken voor stoppen beademing
  • je mag niks doen om het overlijden te versnellen, donor moet op natuurlijke wijze overlijden
  • na stoppen beademing, moet iemand na 2 uur overlijden om donatie van organen mogelijk te maken
  • als het langer dan 2 uur duurt, dan kan weefseldonatie nog wel
  • wel binnen 2 uur, dan stopt het hart, 5 minuten no-touch tijd
  • donor meteen naar OK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de patiënt/donor moet binnen 2 uur overlijden, anders is orgaan donatie niet meer mogelijk, dat heeft te maken met de warme ischemie tijd.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bij DCD is donatie van hart en longen vaak niet mogelijk.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coma:

A
  • gedaald bewustzijn
  • glasgow coma scale (E4 is open ogen, M6 wanneer iemand opdrachten kan uitvoeren, V5 als iemand kan vertellen welke dag het is)
  • coma: EMV < 8
  • iemand moet in coma zijn, om hersendood te kunnen zijn
  • oorzaken coma: medicamenteus/drugs, trauma, neurologische ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hersendood:

A
  • compleet en irreversibel falen van cerebrum, hersenstam en medulla oblongata (verlengd ruggenmerg)
  • veroorzaakt door toegnomen intracraniële druk (ICP) (trauma, bloeding, ischemie)
  • progressieve intracraniële druk –> compressie bloedvaten –> hypoxemie –> toename oedeem
  • vicieuze cirkel van toename ICP –> uiteindelijk geen bloedstroom meer naar de hersenen
  • toegenomen ICP –> tevens compressie hersenstam (medulla oblongata), uitval hersenzenuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hersendood criteria:

A
  • de patiënt is in het diepste stadium van coma (E1M1V1)
  • de oorzaak van het fatale hersenletsel is bekend en niet behandelbaar
  • er wordt voldaan aan de prealabele voorwaarden
  • hersenstamreflexen allemaal afwezig
  • er is aanvullend onderzoek (EEG, CT-angio) gedaan en dat toont de afwezigheid van bloedflow of hersenactiviteit
  • er is geen ademhaling (apneutest)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe stel je hersendood vast?

A
  • coma E1M1V1
  • oorzaak coma is bekend en logisch
  • prealabele voorwaarden
  • hersenstam reflexen
  • aanvullend onderzoek: EEG (bij irreversibele hersenschade zie je geen activiteit op het EEG), CT-angio hersenen, Trans-craniële Doppler (doen we in de praktijk niet echt, omdat het heel moeilijk is) –> je doet dus 1 van de 3, in Nl vaak EEG
  • apneutest
    –> de patiënt is overleden, de dood wordt vastgesteld, heart-beating naar de OK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pre-alabele voorwaarden, dus geen:

A
  • hypothermie (<32 graden)
  • intoxicatie
  • hypotensie (80/?)
  • blokkade neuromusculaire overgang/ernstige (neuro-) biochemische of metabole stoornis
  • reanimatie in de voorafgaande uren (minstens 24 uur geleden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hersenstamreflexen:

A

bij de hersenstam reflexen check je eigenlijk de hersenzenuwen
- pupilreflex N2 en N3
- corneareflex N5 en N7
- oculocephaal reflex (draaien hoofd en ogen blijven focussen) N3 en N6 en N8
- hoestreflex N9 en N10
- oculo-verstibulaire reflex (ijskoud water in het oor) N3, N6, N8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cornea reflex:

A

met zacht watje over de cornea, als reflex knijp je je ogen dicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nervus 10 is:

A

de nervus vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

apneutest:

A
  • 10 minuten beademen met 100% O2
  • bloedgasanalyse: PaCO2 moet minimaal 40 mmHg zijn, danwel 45 mmHg bij personen met een chronische luchtwegaandoening
  • beademing stoppen, 100% O2 met 6 liter/min door tube/canule blijven toedienen
  • apneutest beëindigen bij het bereiken, gemeten via een tweede bloedgasanalyse, van een PaCO2 van 50 mmHg danwel 60 mmHg bij personen met een chronische luchtwegaandoening
  • tijdens het onderzoek dient de systolische bloeddruk minimaal 80 mmHg te zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

coma is niet hetzelfde als hersendood. wanneer stel je hersendood vast?

A

in het kader van orgaandonatie, zelden in andere situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Om iemand hersendood te kunnen verklaren, moeten alle hersenstam reflexen afwezig zijn. Maar voor aanvullend onderzoek hoeft dus maar 1 onderzoek te worden gedaan om het te kunnen vaststellen.

A
17
Q
A