LE8 Flashcards

Deelneming

1
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij medeplichtigheid bij is het irrelevant op welke wijze de behulpzaamheid vorm krijgt.
2. Bij medeplichtigheid bij gaat het om het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen.
3. Voorwaardelijke opzet is genoeg om te voldoen aan de eis van opzet bij medeplichtigheid.
4. Er is sprake van medeplichtigheid alleen in geval van een misdrijf (dus niet bij een overtreding als gronddelict).

A
  1. Bij medeplichtigheid bij gaat het om het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen.
    ==> Dat is medeplichtigheid tot.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

A en B mishandelen C. Het slachtoffer wordt aan de mouwen van de jas vastgehouden door A, terwijl B enkele rake klappen uitdeelt aan C.
Dit is een vorm van:
1. Plegen-plegen
2. Medeplegen-medeplegen
3. Plegen-medeplegen

A
  1. Plegen-medeplegen
    ==>
    Plegen-medeplegen: een van de daders vervult de delictsomschrijving en de ander kan alleen veroordeeld worden wanneer medepleegconstructie wordt gebruikt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stelling mbt deelneming is onjuist?
1. Medeplegen en medeplichtigheid bij zijn simultane deelnemingsvormen.
2. Uitlokking en doen plegen zijn consecutieve deelnemingsvormen.
3. Alle deelnemingsvormen eisen dat er sprake is van “dubbel opzet”: persoon A had opzet op zijn samenwerking met B, én opzet op het (mede) door B te plegen grondfeit.
4. Niet bij alle deelnemingsvormen die horen bij deze cursus moet er voldaan zijn aan het accessoriteitsbeginsel: het gronddelict (of een strafbare poging of voorbereiding daartoe) moet daadwerkelijk zijn gepleegd.

A
  1. Niet bij alle deelnemingsvormen die horend bij deze cursus moet er voldaan zijn aan het accessoriteitsbeginsel: het gronddelict (of een strafbare poging of voorbereiding daartoe) moet daadwerkelijk zijn gepleegd.
    ==> Wel allemaal.
    ==> mbt 1+2:
    In geval van gelijktijdige deelneming spreken we van simultane deelnemingsvormen (medeplegen en medeplichtigheid bij). In geval van voorafgaande deelneming spreken we van consecutieve deelnemingsvormen (uitlokking, doen plegen en medeplichtigheid tot).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marie en haar vriend Bart zijn samen aan het winkelen. Bart loopt rond met het plan een cd-speler te stelen. Marie vraagt hem al een half jaar om een nieuwe cd-speler, omdat haar oude het heeft begeven. Bart vraagt Marie na een paar uur winkelen om alvast de auto uit de verder gelegen parkeergarage op te halen en hem bij de elektronicazaak ‘Het lampje’ op te pikken. Als Marie tien minuten later arriveert, komt Bart naar buiten gehold en stapt snel in. Hij maant Marie snel weg te rijden. Aangezien Marie gewend is aan het ongeduldige karakter van Bart, vermoedt zij niet dat Bart ditmaal gegronde reden heeft om zich snel uit de voeten te maken: hij heeft een cd-speler gestolen uit de elektronicazaak. Zij rijdt nietsvermoedend snel naar huis.
Waarvoor is Marie strafbaar?
1. Voor het medeplegen van de diefstal van de cd-speler.
2. Voor medeplichtigheid aan diefstal van de cd-speler.
3. Voor het doen-plegen van de diefstal van de cd-speler.
4. Voor geen enkel feit.

A
  1. Voor geen enkel feit.
    ==> Er is sprake van medeplegen indien er een nauwe en bewuste samenwerking bestaat bij het plegen van een strafbaar feit. Dit houdt in dat bij elk van de medeplegers ‘dubbel opzet’ aanwezig moet zijn: opzet op de samenwerking en opzet op het plegen van een bepaald strafbaar feit. Uit de casus blijkt dat er van een dergelijk dubbel opzet bij Marie geen sprake is. Ook bij medeplichtigheid dient er sprake te zijn van dubbel opzet: opzet op de ondersteunende rol bij de uitvoering en opzet op een bepaald strafbaar feit. Er is dus geen sprake van medeplegen van of medeplichtigheid aan deze diefstal. Van doen-plegen spreken we indien de doen-pleger een ander persoon een strafbaar feit laat plegen en deze laatste is om wat voor reden dan ook niet strafbaar. Ook hier speelt de eis van dubbel opzet: het opzet van de doen-pleger moet gericht zijn op het plegen van het feit door de onmiddellijke dader en op het feit zelf. Marie had geen opzet op het plegen van de diefstal door Bart, want in het geheel geen opzet op diefstal. Ook zijn er geen redenen om aan te nemen dat Bart niet strafbaar is. Van doen plegen is dus ook geen sprake. Conclusie: Marie heeft geen strafbaar feit gepleegd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een glazenwasser laat op verzoek van een inbreker zijn ladder bij een huis achter. Als de inbreker inderdaad de ladder gebruikt om het huis in te klimmen en allerlei zaken uit het huis steelt, waarvoor kan de glazenwasser dan worden gestraft?
1. Wegens doen-plegen van diefstal met inklimming.
2. Wegens medeplegen bij diefstal met inklimming.
3. Wegens medeplichtigheid tot diefstal met inklimming.
4. Als dader van diefstal met inklimming.

A
  1. Wegens medeplichtigheid tot diefstal met inklimming.
    ==> Dit is een typisch voorbeeld van medeplichtigheid tot (voorafgaande medeplichtigheid). Het initiatief ligt bij de inbreker; de glazenwasser ‘verschaft’ hem slechts ‘middelen’ (de ladder) om zijn delict te kunnen plegen. De glazenwasser is medeplichtig tot de diefstal met inklimming (art. 48, sub 2, Sr jo art. 311, eerste lid, sub 5, Sr).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een volwassene laat zijn tienjarig kind uit een winkel een boek stelen. Kan de volwassene worden gestraft, als hem op basis van artikel 47 Sr diefstal ten laste wordt gelegd?
1. Ja
2. Nee
3. Er is onvoldoende informatie om de vraag te beantwoorden.

A
  1. Ja
    ==>
    Ja, de volwassene doet het kind de diefstal plegen (wegens doen-plegen dus). Immers, gelet op de leeftijd van het kind (jonger dan twaalf jaar) is het kind op grond van art. 486 Sv niet strafbaar. Een voorwaarde voor doen plegen is dat de onmiddellijke dader (in dit geval het kind) – om wat voor reden dan ook – niet strafbaar is voor het feit dat de doen pleger (in dit geval de volwassene) ten laste wordt gelegd. Dit is in casu dus het geval.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke van de onderstaande personen kunnen als daders van een delict worden aangemerkt?
1. Plegers, medeplegers, doen-plegers en uitlokkers.
2. Plegers, medeplichtigen, uitlokkers en doen-plegers.
3. Medeplichtigen, medeplegers, doen-plegers en uitlokkers.
4. Plegers, medeplegers en medeplichtigen.

A
  1. Plegers, medeplegers, doen-plegers en uitlokkers.
    ==> Volgens art. 47 lid 1 Sr zijn ‘daders’: plegers, medeplegers, doen-plegers en uitlokkers. Medeplichtigen (art. 48 Sr) worden niet als ‘dader’ aangemerkt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Wanneer de bijdrage van een persoon aan een delict min of meer een ondergeschikte hulphandeling is, wordt gesproken van medeplegen.
2. Indicatoren voor een nauwe samenwerking zijn o.a. (1) Het tonen van initiatief bij bedenken of uitvoeren, (2) Het voeren van regie voor of achter de schermen, (3) Een zekere inwisselbaarheid van de rollen van de dader, (4) Een min of meer toevallig tot stand gekomen rolverdeling.
3. Voorwaardelijke opzet is genoeg om te voldoen aan de eis van dubbele opzet.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Wanneer de bijdrage van een persoon aan een delict min of meer een ondergeschikte hulphandeling is, wordt gesproken van medeplegen.
    ==> Nee, dit zal misschien medeplichtigheid zijn. Bij medeplegen gaat het om een nauwe en bewuste samenwerking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Casus:
Jan komt erachter dat zijn vriendin hem bedriegt met Kees. Jan zint op wraak en hij benadert zijn neef Mark met het voorstel om samen Kees ‘in mekaar te trappen’. Mark wil zijn familie graag helpen en zegt dat hij het slachtoffer zal vasthouden en dat Jan hem dan met zijn vuisten kan bewerken. De daad wordt diezelfde avond nog bij het woord gevoegd. Op het moment dat Kees zijn huis verlaat grijpt Mark hem van achteren vast en houdt hem onder controle. Dan haalt Jan een mes uit zijn broek en steekt hem meerdere malen in zijn buik en borst. Kees overlijdt ter plekke. Mark is totaal uit het veld geslagen en roept: ‘Wat doe je nou idioot? We zouden hem toch alleen in elkaar slaan?’ Jan geeft toe dat hij het mes heeft meegenomen met het voornemen om Kees dood te steken.
Vul in:
Mark kan… worden veroordeeld voor medeplegen van de moord op Kees. Mark kan… worden veroordeeld voor poging tot medeplegen van zware mishandeling. Mbt moord is er … voldaan aan de eis van opzet op de deelneming; er is … voldaan aan de eis van opzet op het strafbare feit.

  1. niet… wel… wel… niet
  2. niet… niet… niet… niet
  3. wel… ook … wel… ook
  4. wel… niet … wel… niet
A
  1. niet… wel… wel… niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Casus:
A lokt B uit tot het plegen van een straatroof op C waarbij diens laptop buitgemaakt moet worden. Als C van zijn auto naar kantoor loopt, slaat B toe. Hij probeert de laptop uit de handen van C te rukken, maar deze geeft zich niet zomaar gewonnen en houdt de laptop stevig vast en roept om hulp. B slaat hem daarop hard in het gezicht, waardoor C de laptop loslaat. B geeft het slachtoffer nog enkele vuistslagen en rent daarna hard weg met de laptop.
Welke stelling is juist?
1. A is schuldig aan het uitlokken van diefstal met geweld.
2. A is schuldig aan het doen plegen van diefstal met geweld.
3. A is schuldig aan het uitlokken van diefstal.
4. A is schuldig aan het doen plegen van diefstal.

A
  1. A is schuldig aan het uitlokken van diefstal met geweld.
    ==> Dit gaat om de situatie dat het opzet van de uitgelokte is IETS anders dan die van de uitlokker. Dan is de uitlokker op basis van art. 47 lid 2 mede verantwoordelijk voor de gevolgen. Een normaal mens zal zich realiseren dat een beroving vaak onmogelijk uit te voeren is zonder (bedreiging met) geweld. Er is dan minimaal sprake van voorwaardelijk opzet: de uitlokker heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de uitgelokte geweld zou toepassen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De eis van psychische omslag geldt bij:
1. Doen plegen
2. Uitlokking
3. Medeplichtigheid
4. 1+2

A
  1. Uitlokking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling over deelneming is onjuist?
1. Voor doen plegen gelden drie eisen: de uitvoerder is niet strafbaar, dubbel opzet en het gronddelict is gepleegd.
2. Indien de doen pleger niet weet dat de feitelijke uitvoerder straffeloos is, dan is er geen sprake van doen plegen (misschien wel van medeplegen of uitlokken).
3. Indien de feitelijke uitvoerder van een delict zich succesvol beroept noodweerexces, kan er nog steeds sprake zijn van doen plegen.
4. Een enkel verzoek of een aansporing tot het plegen van een strafbaar feit kan, bij straffeloosheid van de uitvoerder, leiden tot doen plegen.

A
  1. Indien de doen pleger niet weet dat de feitelijke uitvoerder straffeloos is, dan is er geen sprake van doen plegen (misschien wel van medeplegen of uitlokken).
    ==> De doen pleger hoeft niet te weten dat de feitelijke uitvoerder straffeloos is en hoeft daar geen opzet op te hebben. Slechts is vereist dat de feitelijke uitvoerder – om wat voor reden dan ook – niet strafbaar is, wat kan zijn door een vervolgingsbeletsel (de feitelijke uitvoerder is bijvoorbeeld nog geen twaalf jaar oud en nog niet strafrechtelijk vervolgbaar – art. 486 Sv), een strafuitsluitingsgrond aan zijn zijde, het ontbreken van opzet enz.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Jan en Piet mishandelen Bart. Jan houdt Bart van achteren aan de mouwen van zijn jas vast terwijl Piet het slachtoffer enkele stompen op het lichaam geeft. Beide aanvallers worden aangehouden en berecht ter zake van mishandeling. Ter terechtzitting geeft Piet toe Bart te hebben mishandeld. Jan stelt zich echter op het standpunt dat hij niet veroordeeld kan worden. Hij heeft immers niemand pijn gedaan met zijn handelen dus kan het niet worden aangemerkt als mishandeling.
In deze casus is er sprake van:
1. Een enkele dader
2. Medeplegen
3. Doen plegen
4. Medeplichtigheid

A
  1. Medeplegen
    Zie p. 124-125 van het boek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Casus:
Jan komt erachter dat zijn vriendin hem bedriegt met Kees. Jan zint op wraak en hij benadert zijn neef Mark met het voorstel om samen Kees ‘in mekaar te trappen’. Mark wil zijn familie graag helpen en zegt dat hij het slachtoffer zal vasthouden en dat Jan hem dan met zijn vuisten kan bewerken. De daad wordt diezelfde avond nog bij het woord gevoegd. Op het moment dat Kees zijn huis verlaat grijpt Mark hem van achteren vast en houdt hem onder controle. Dan haalt Jan een mes uit zijn broek en steekt hem meerdere malen in zijn buik en borst. Kees overlijdt ter plekke. Mark is totaal uit het veld geslagen en roept: ‘Wat doe je nou idioot? We zouden hem toch alleen in elkaar slaan?’ Jan geeft toe dat hij het mes heeft meegenomen met het voornemen om Kees dood te steken.
Welke stelling is juist?
A. Mark kan worden veroordeeld voor medeplegen van de moord op Kees.
B. Mark kan worden veroordeeld voor poging tot medeplegen van zware mishandeling.
C. Mark kan worden veroordeeld voor poging tot zware mishandeling.
D. Mark kan worden veroordeeld voor medeplegen van zware mishandeling.

A

B. Mark kan worden veroordeeld voor poging tot medeplegen van zware mishandeling.
==> Zie. p. 130 v/h boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling over deelnemingen is onjuist?
1. De “man achter de schermen” (de intellectuele dader) kan ook worden veroordeeld voor medeplegen.
2. Bij medeplegen is fysieke aanwezigheid van de medepleger op de plek van de uitvoering van het strafbare feit vereist.
3. Het plegen van strafbare feiten met meerdere mensen wordt als ernstiger gezien dan wanneer het delict door één persoon wordt begaan.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Bij medeplegen is fysieke aanwezigheid van de medepleger op de plek van de uitvoering van het strafbare feit vereist.
    ==>
    * Volgens het Containerdiefstal-arrest (HR 17 november 1981, NJ 1983/84) en het Moord-op-afstand-arrest van de Hoge Raad, is fysieke (lijfelijke) aanwezigheid van de medepleger op de plek van de uitvoering van het strafbare feit niet vereist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij… gaat het om een… samenwerking, waarbij … geldt dat de ene persoon de psychische omslag bij de andere heeft veroorzaakt. Er geldt… eis dat alle betrokken personen strafbaar moeten zijn. Er moet dubbele opzet gelden, en het gronddelict moet zijn gepleegd.

  1. uitlokking… nauwe… niet… geen
  2. uitlokking… nauwe… wel… een
  3. medeplegen… nauwe en bewuste… niet.. geen
  4. medeplegen… nauwe … niet… geen
A
  1. medeplegen… nauwe en bewuste… niet.. geen
17
Q

Casus:
A wil zijn aartsrivaal B een lesje leren. A lokt C uit om hem telefonisch te bedreigen met de dood. C doet echter iets geheel anders. Hij gaat naar de woning van B en schiet hem met een vuurwapen door het hart.
Welke stelling is juist?
1. A heeft C uitgelokt tot een moord
2. A heeft C moord doen plegen
3. A heeft C uitgelokt tot bedreiging
4. Geen van deze opties is juist?

A
  1. Geen van deze opties is juist?
    ==>
    * Het opzet van A en het opzet van B zijn dusdanig verschillend dat niet gesteld kan worden dat A uitgelokt heeft tot een moord.
    * A is wel schuldig aan POGING tot uitlokking van bedreiging (dit komt later in het hoofdstuk aan bod).
18
Q

De eis van gezamenlijke uitvoering geldt…
1. Wel bij medeplegen
2. Niet bij uitlokken en doen plegen
3. Kan bij medeplichtigheid wel of niet het geval zijn.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
19
Q

Casus:
Arno vraagt aan zijn vriend Kees om de autobanden van Chris lek te steken. Kees bewijst zijn vriend graag een dienst en gaat daarom in op het verzoek. Arno geeft Kees een mes om het strafbare feit uit te voeren. Kees heeft de banden lek gestoken om zijn vriend een dienst te bewijzen.
Is het met een uitlokkingsmiddel?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Nee.
    Kees heeft de banden lek gestoken om zijn vriend een dienst te bewijzen en dat valt niet onder een van de wet genoemde uitlokkingsmiddelen. Het mes is hier slechts een middel om de vernieling uit te voeren.
20
Q

A en B stormen op C af, werken hem tegen de grond en trappen en schoppen met zijn tweeën waar ze C maar kunnen raken.
Dit is een vorm van:
1. Plegen-plegen
2. Plegen-medeplegen
3. Medeplegen-medeplegen

A
  1. Plegen-plegen
    ==> Plegen-plegen: deelnemers die beiden voor zich de gehele delictsomschrijving vervullen.
21
Q

Welke stelling over deelnemingen is onjuist?
1. Twee mannen hebben een afspraak gemaakt om een derde te mishandelen. Dit is een voorbeeld van dubbele opzet.
2. Met dubbele opzet wordt bedoeld dat beide partijen die samen medeplegen allebei opzet hebben bij het plegen van het delict.
3. Voorwaardelijke opzet is genoeg om te voldoen aan de eis van dubbele opzet.
4. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Met dubbele opzet wordt bedoeld dat beide partijen die samen medeplegen allebei opzet hebben bij het plegen van het delict.
    ==>
    * Opzet op de deelneming: De medepleger moet opzet hebben gehad om zelf deel te nemen aan het strafbare feit.
    * Opzet op het strafbare feit: De medepleger moet een bijdrage willen leveren aan een bepaald strafbar feit.
22
Q

Casus:
Marang laat zijn tuin opnieuw aanleggen. Aan zijn tuinman geeft hij de opdracht een grote conifeer te verwijderen. Anders dan Marang is de tuinman er niet van op de hoogte dat de conifeer zich bevindt aan buurman zijde van de erfafscheiding en dat deze niet het eigendom is van de opdrachtgever. De tuinman zaagt de conifeer om.
1. Hier is sprake van uitlokking
2. Hier is sprake van doen plegen

A
  1. Hier is sprake van doen plegen
    ==> * De opdrachtgever heeft de tuinman als ‘willoos werktuig’ gebruikt om de vernieling te plegen.
    * De tuinman heeft geen opzet gehad om de conifeer te vernielen.
    Conclusie: er ontbrak opzet bij de tuinman en is daarom niet strafbaar.
23
Q

Voorbeeld van… :
het plegen van strafbare feiten met meerdere mensen wordt als ernstiger gezien

Voorbeeld van… :
A en B plegen samen een inbraak in een woning. A forceert de deur van woning en wacht buiten. B gaat naar binnen en komt even later terug met een televisie.

Voorbeeld van… :
A en B mishandelen C. Het slachtoffer wordt aan de mouwen van de jas vastgehouden door A, terwijl B enkele rake klappen uitdeelt aan C.

  1. plegen-medeplegen… medeplegen-medeplegen… plegen-plegen…
  2. plegen-medeplegen… plegen-plegen… medeplegen-medeplegen…
  3. medeplegen-medeplegen… plegen-medeplegen… plegen-plegen…
  4. plegen-plegen… medeplegen-medeplegen… plegen-medeplegen
A
  1. plegen-plegen… medeplegen-medeplegen… plegen-medeplegen
24
Q

Henk heeft geld nodig voor heroïne. Hij wil een auto kraken, maar liever niet met gestolen spullen over straat gaan lopen sjouwen. Aangezien Henk geen auto heeft, vraagt hij Kumar om voor hem chauffeur te spelen. Henk wil de opbrengst geheel besteden aan het scoren van heroïne. Kumar wil zijn vriend best een taxi uitsparen en haalt Henk thuis op. Op verzoek van Henk, die langs de weg ineens een geschikte auto ziet staan, stopt Kumar. Henk stapt uit, slaat een ruitje in en sloopt de autoradio eruit. Hij stapt weer in bij Kumar en vraagt of die hem nog even naar Youri wil brengen, die de radio vast wel wil kopen. Kumar zet Henk af bij Youri en gaat zelf naar huis.
Wat is in dit geval de maximumstraf voor Kumar?
1. 2 jaar
2. 4 jaar
3. 6 jaar
4. 4+6=10 jaar

A
  1. 4 jaar
    ==> Wat Kumar hier gedaan heeft, is een typisch voorbeeld van medeplichtigheid. Hij helpt Henk bij het plegen van diens delict, maar heeft een geheel ondergeschikte, niet substantiële rol. Daarvoor kan hem maximaal vier jaar gevangenisstraf worden opgelegd: diefstal met braak, artikel 311, eerste lid, sub 5, Sr kent een maximumstraf van zes jaar gevangenisstraf. Het maximum van de hoofdstraffen op een misdrijf wordt bij medeplichtigheid met een derde verminderd (dit volgt uit art. 49 lid 1 Sr). Dit leidt tot de volgende som: 6 − 6/3 = 6 − 2 = vier jaar gevangenisstraf.
25
Q

Adam vraagt of Valentina hem even naar de Kerkstraat wil rijden, want daar wil hij zijn autoradio ophalen die hij aan iemand heeft geleend, toen hij zijn auto verkocht. In de Kerkstraat gekomen zegt hij tegen Valentina: ‘Wacht hier even op me, dan haal ik dat ding op’. Hij loopt de bocht om de Kerkstraat verder in, slaat een ruitje in van een daar geparkeerde auto en komt even later terug met een autoradio. Vervolgens stapt hij weer in en vraagt Valentina om hem bij Saïd af te zetten. Valentina doet dat.
Is Valentina medeplichtig bij Adams diefstal met braak?
1. Ja
2. Nee
3. Er is onvoldoende informatie om de vraag te beantwoorden.

A
  1. Nee
    ==> Hier is Valentina op geen enkele manier medeverantwoordelijk voor Adams diefstal. Zij wist immers van niks. Zij heeft Adam feitelijk wel daarbij geholpen, maar zonder dit te weten. Zij is Adam dus niet opzettelijk behulpzaam geweest bij diens delict, zoals artikel 48 sub 1 Sr eist, dus er is geen sprake van medeplichtigheid bij Adams diefstal met braak.
26
Q

Casus:
A wil zijn aartsrivaal B een lesje leren. Daartoe lokt hij C uit om B een ‘stevig pak slaag te geven’. C wacht het slachtoffer op en slaat toe als deze zijn woning verlaat. Hij geeft B een paar flinke stompen in zijn maag en slaat hem een bloedneus. Het hart van de wat oudere B kan dit niet verdragen. Ter plekke krijgt hij een hartstilstand, aan de gevolgen waarvan hij even later overlijdt.
Welke stelling is juist?
1. A is schuldig aan het medeplegen van mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
2. A is schuldig aan uitlokking van mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
3. A is schuldig aan het doen plegen van mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
4. Geen van deze stellingen is juist.

A
  1. A is schuldig aan uitlokking van mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.
    ==>
    Dit gaat om de situatie wanneer de handelingen van de uitgelokte een strafverzwarend gevolg hebben ondanks dat de uitgelokte en de uitlokker dit niet wilden. Dan is de uitlokker op basis van art. 47 lid 2 mede verantwoordelijk voor de gevolgen.
27
Q

X leent zijn pistool uit aan Y die te kennen geeft dit nodig te hebben voor een moord.
Mbt X is er sprake van:
1. Medeplegen
2. Medeplichtigheid bij
3. Medeplichtigheid tot
4. Doen plegen

A
  1. Medeplichtigheid tot
    ==>
    Medeplichtigheid tot: voorafgaande behulpzaamheid.
    * De wettelijke omschrijving beperkt zich tot het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen.
    Voorbeeld: Iemand leent zijn pistool uit aan de ander die te kennen geeft dit nodig te hebben voor een moord.
28
Q

Jan staat op de uitkijk bij een inbraak.
Jan is schuldig aan:
1. Medeplegen
2. Medeplichtigheid bij
3. Medeplichtigheid tot
4. Doen plegen

A
  1. Medeplichtigheid bij
    ==>
    Medeplichtigheid bij: gelijktijdige medeplichtigheid.
    * Het is irrelevant op welke wijze de behulpzaamheid vorm krijgt.
    * Uit de wettelijke formulering moet blijken dat het altijd moet gaan om een misdrijf.
    Voorbeeld: op de uitkijk staan bij een inbraak. Als er geen sprake is van nauwe samenwerking.
29
Q

Wim loopt met zijn tienjarige zoon Tom door de stad. Voor een boekenzaak staan ze stil. Wim vertelt Tom dat hij graag enkele tijdschriften wil hebben, maar dat hij geen geld bij zich heeft en deze dus niet kan betalen. Hij krijgt Tom zover om de tijdschriften voor hem te gaan halen. Tom loopt op het rek met tijdschriften af, stopt drie van de door Wim genoemde tijdschriften onder zijn jas, en loopt zonder te betalen weer de winkel uit.
Hebben Wim en/of Tom een strafbaar feit gepleegd?
1. Wim is strafbaar ter zake van uitlokking van diefstal, Tom is strafbaar ter zake van diefstal.
2. Wim is strafbaar ter zake van doen-plegen van diefstal, Tom is niet strafbaar.
3. Wim is strafbaar ter zake van doen-plegen van diefstal, Tom is strafbaar ter zake van diefstal.
4. Noch Wim, noch Tom is strafbaar.

A
  1. Wim is strafbaar ter zake van doen-plegen van diefstal, Tom is niet strafbaar.
    ==> Art. 486 Sv bepaalt dat kinderen tot twaalf jaar niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Tom is dus niet strafbaar. Wim kan vervolgd worden ter zake van doen-plegen van diefstal. Zijn opzet is gericht op het plegen van de diefstal door Tom, deze laatste is zelf niet strafbaar en de diefstal is voltooid (er heeft dus een strafbaar feit plaatsgevonden; aan het accessoriteitsbeginsel is voldaan).
30
Q

Bij de deelnemingsvorm… (vul in) gelden de volgende eisen: Er moet nauw en bewust zijn samengewerkt bij het begaan van het strafbare feit, en … . Voorwaarden van nauwe en bewuste samenwerking zijn: (1) samenwerking van een bepaalde intensiteit; en (2) …

  1. medeplegen… er moet een gezamenlijke uitvoering zijn… opzet
  2. medeplichtigheid… er moet een gezamenlijke uitvoering zijn… opzet
  3. medeplegen… er hoeft niet per se een gezamenlijke uitvoering te zijn.. opzet of culpa
  4. medeplichtigheid… er hoeft niet per se een gezamenlijke uitvoering te zijn… opzet of culpa
A
  1. medeplegen… er moet een gezamenlijke uitvoering zijn… opzet
31
Q

Als de feitelijke uitvoerder niet strafaar is, kan er sprake zijn van:
1. Doen plegen
2. Medeplegen
3. Uitlokken
4. 1+2

A
  1. 1+2
32
Q

Casus:
A wil een Gaugin stelen uit het Van Gogh Museum. Hij kan het plan niet alleen uitvoeren en daarom benadert hij B, aan wie hij de helft van de opbrengst belooft. B ziet dat wel zitten en samen bereiden ze de schilderijroof minutieus voor. Uiteindelijk wordt de diefstal in de perfecte samenwerking uitgevoerd
Hier is sprake van:
1. Uitlokking
2. Medeplegen
3. Uitlokking en medeplichtigheid
4. Uitlokking en medeplegen

A
  1. Uitlokking en medeplegen
33
Q

Welke stelling mbt deelneming is onjuist?
1. Bij uitlokking geldt de voorwaarde van een strafbare feitelijke uitvoerder; bij medeplegen geldt deze voorwaarde niet.
2. Anders dan bij doen plegen is voor uitlokking vereist dat de feitelijke uitvoerder strafbaar is voor hetgeen hij pleegt.
3. Als voorwaarde voor uitlokking geldt: waar er eerst geen intentie was om het strafbare feit te begaan, wordt het opzet in de uitgelokte persoon opgewekt dmv het uilokkingsmiddel.
4. Bij uitlokking geldt dat de uitlokker en de uitgelokte strafbare handelingen verrichten.

A
  1. Bij uitlokking geldt dat de uitlokker en de uitgelokte strafbare handelingen verrichten.
    ==> * De uitlokker hoeft zelf geen strafbare handeling te verrichten, het gaat bij uitlokken enkel om het aanzetten tot een strafbaar feit
34
Q

Christel en Koos hebben elkaar twee weken geleden ontmoet en het ‘klikte’ goed. Vandaag lopen ze innig gearmd over de plaatselijke kermis. Christel is er achter gekomen dat Koos weliswaar een grote mond heeft en graag stoer doet, maar dat hij eigenlijk heel verlegen is. Zij besluit hem eens op de proef te stellen om te kijken hoeveel hij voor haar over heeft. Ze heeft al gezien dat de auto van haar ex-vriendje op het terrein naast de kermis geparkeerd staat. Op het moment dat ze deze auto passeren daagt ze Koos uit. Ze zegt dat als Koos een kras in de lak van de auto durft te maken, zij zeker weet dat hij echt om haar geeft. Koos vermant zich en, hoewel met tegenzin, krast met een zakmes in de lak van de portier van de auto.
Heeft Christel een strafbaar feit gepleegd?
1. Nee, geen enkel strafbaar feit.
2. Ja, uitlokking van beschadiging van de auto.
3. Ja, doen-plegen van beschadiging van de auto.
4. Ja, medeplegen van beschadiging van de auto.

A
  1. Nee, geen enkel strafbaar feit.
    ==> Er is sprake van uitlokking indien onder meer de uitlokker door middel van een art. 47 lid 1 sub 2 Sr genoemd middel het opzet opwekt bij de uitgelokte om een strafbaar feit te plegen. Uitdagen wordt niet in dat artikel genoemd, zodat er geen sprake kan zijn van uitlokken. Nu Koos zelf strafbaar is aan de beschadiging, kan er ook geen sprake zijn van doen-plegen. Een voorwaarde van doen-plegen is immers dat degene die het strafbare feit pleegt op de een of andere manier niet strafbaar is. Medeplegen is ook niet aan de orde. Christel speelt geen rol in de uitvoering van de beschadiging. Er is geen nauwe en bewuste samenwerking. Hoewel haar gedrag verwerpelijk is, heeft Christel geen strafbaar feit gepleegd.
35
Q

Casus:
A wil zijn aartsrivaal B uit de weg laten ruimen. Om dit klusje te klaren huurt hij C in. Deze wacht het beoogde slachtoffer op bij diens woning. Als B naar buiten komt, vuurt C tweemaal gericht op B. Door toeval missen de kogels B op een haar na. Hij vlucht snel zijn woning in en belt de politie
Welke stelling is juist?
1. C en A zijn als medeplegers schuldig aan poging tot moord.
2. C is schuldig aan poging tot moord. A is schuldig aan uitlokking van poging tot moord.
3. C is schuldig aan medeplegen van poging tot moord. A is schuldig aan uitlokking van poging tot moord.
4. C is schuldig aan poging tot moord. A is nergens aan schuldig omdat het gronddelict niet is uitgevoerd (accessoiriteitsbeginsel).

A
  1. C is schuldig aan poging tot moord. A is schuldig aan uitlokking van poging tot moord.
36
Q

A en B plegen samen een inbraak in een woning. A forceert de deur van woning en wacht buiten. B gaat naar binnen en komt even later terug met een televisie.
Dit is een vorm van:
1. Plegen-plegen
2. Medeplegen-medeplegen
3. Plegen-medeplegen

A
  1. Medeplegen-medeplegen
    ==> Medeplegen-medeplegen: beide daders vervullen een deel van de delictsomschrijving, en samen vervullen ze de gehele delictsomschrijving.
37
Q

Het accessoriteitsbeginsel eist dat
1. het gronddelict moet daadwerkelijk zijn gepleegd
2. het gronddelict, of minimaal een strafbare poging of voorbereiding tot het gronddelict, daadwerkelijk is gepleegd
3. samenwerking tussen minstens twee personen bij het plegen van een delict
4. geen antwoord is juist.

A
  1. het gronddelict, of minimaal een strafbare poging of voorbereiding tot het gronddelict, daadwerkelijk is gepleegd